On-label
Toon SmPC tekstEndotracheopulmonaire instillatiesusp. (fosfolipidenfractie, varkenslong) 80 mg/ml
Natuurlijk surfactant bestaat uit fosfolipiden met oppervlakteactieve eigenschappen (waarvan 70% colfoscerilpalmitaat) en uit apoproteïnen die zorgdragen voor spreiding over en adsorptie aan het longoppervlak. Door verlaging van de oppervlaktespanning blijven de alveoli ook bij de lage intra-alveolaire druk, die optreedt aan het einde van de uitademing, open.
Geen informatie
Profylaxe en behandeling hyaliene membramenziekte (RDS) |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
ANALEPTICA | ||
---|---|---|
Dopram
|
R07AB01 |
OVERIGE MIDDELEN VOOR HET ADEMHALINGSSTELSEL | ||
---|---|---|
Kalydeco
|
R07AX02 | |
Orkambi
|
R07AX30 | |
Symkevi
|
R07AX31 |
Zeer vaak (>10%): bradycardie, sepsis. Vaak (1-10%): verminderde zuurstofsaturatie. Soms (0,1-1%): vasoconstrictie, bleekheid, hypo- of hypertensie, apneu, hyper- of hypocapnie, Intracraniële bloedingen kunnen optreden.
Direct na toediening kan een kortdurende tracheale of bronchiale obstructie optreden, die in 30–60 sec kan worden opgeheven door verhoging van de inspiratoire druk.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Pneumonie en sepsis, omdat het een nadelige invloed kan hebben op de fagocytose van vet-emulsie door macrofagen en leukocyten.
Voorafgaand aan toediening dient een metabole of respiratoire acidose te worden gecorrigeerd. Tevens is grondige tracheale afzuiging noodzakelijk om schuimvorming en een onregelmatige verdeling door slijmvorming te voorkomen. Mechanische beademing dient na toediening te worden voortgezet onder (bij voorkeur) continue transcutane PCO2-meting. Verbetering van oxygenatie treedt binnen enkele minuten op, waardoor aanpassing (reductie) van de zuurstofconcentratie in de beademingslucht en van de ventilatiedruk nodig is teneinde hyperoxemie, overrekking van de longen en een fatale pulmonale lekkage van lucht te voorkomen. De toediening staken bij verslechtering van de huidkleur van de baby, daling van de hartfrequentie, langer durende daling van de arteriële zuurstofspanning of bij ophoping van de vloeistof in de tracheale tube. Bij beademing met hoge frequenties (> 60/min. en expiratietijd < 0,6 sec.) moet ervoor worden gewaakt dat de expiratieduur lang genoeg is. Om hyperoxie en aandoeningen aan de ogen van de vroeggeborene te voorkomen mag de arteriële zuurstofdruk niet boven de gewenste waarden stijgen; daartoe zonodig de zuurstofconcentratie in de inspiratoire lucht aanpassen. Gedurende de eerste 4–6 uur na toediening dient tracheaal afzuigen zoveel mogelijk te worden vermeden.
geen