Natuurlijk surfactant bestaat uit fosfolipiden met oppervlakteactieve eigenschappen (waarvan 70% colfoscerilpalmitaat) en uit apoproteïnen die zorgdragen voor spreiding over en adsorptie aan het longoppervlak. Door verlaging van de oppervlaktespanning blijven de alveoli ook bij de lage intra-alveolaire druk, die optreedt aan het einde van de uitademing, open.
Geen informatie
Endotracheopulmonaire instillatiesusp. (fosfolipidenfractie, varkenslong) 80 mg/ml
Vroege selectieve behandeling van neonataal respiratoir distress syndroom (nRDS) |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Soms (0,1-1%): sepsis, intracraniële bloeding, pneumothorax.
Zelden (0,01-0,1%): bradycardie, hypotensie, bronchopulmonale dysplasie, longbloeding, daling zuurstofverzadiging.
Verder zijn gemeld: hyperoxie, neonatale cyanose, apneu, abnormaal EEG, endotracheale intubatiecomplicatie (incl. endotracheale reflux).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Pneumonie en sepsis, omdat het een nadelige invloed kan hebben op de fagocytose van vet-emulsie door macrofagen en leukocyten.
Vóór start van de behandeling dient de algemene toestand van de pasgeborene stabiel te zijn. Het is aanbevolen voorafgaand aan de toediening een eventuele metabole of respiratoire acidose, hypotensie, anemie, hypoglykemie en hypothermie te corrigeren.
Grondige tracheale afzuiging voorafgaand aan de behandeling is noodzakelijk om de kans op obstructie door slijmophoping te verminderen.
Mechanische beademing dient na toediening te worden voortgezet onder (bij voorkeur) continue transcutane PaO2-meting. Nauwkeurige controle van de arteriële bloedgassen, de fractie ingeademde zuurstof (FiO2) en de ventilatiedrukken tijdens de behandeling is noodzakelijk. Verbetering van oxygenatie treedt binnen enkele minuten op, waardoor aanpassing (reductie) van de zuurstofconcentratie in de beademingslucht en van de ventilatiedruk nodig is om hyperoxemie, overrekking van de longen en een fatale pulmonale lekkage van lucht te voorkomen. Bij beademing met hoge frequenties (> 60/min. en expiratietijd < 0,6 s) moet ervoor worden gewaakt dat de expiratieduur lang genoeg is. Om hyperoxie en aandoeningen aan de ogen van de vroeggeborene te voorkomen mag de arteriële zuurstofdruk niet boven de gewenste waarden stijgen; daartoe zonodig de zuurstofconcentratie in de inspiratoire lucht aanpassen.
Onderbreek de behandeling bij: bradycardie, hypotensie, verminderde zuurstofsaturatie, reflux, ernstige apneu.
Gedurende de eerste 6 uur na toediening dient tracheaal afzuigen zoveel mogelijk te worden vermeden.
Bij onvoldoende reactie of snelle terugval, moeten andere oorzaken van onrijpheid, zoals een patente ductus arteriosus of pneumonie, worden uitgesloten. Bij de eerste tekenen van infectie tijdens de behandeling dient antibiotica gegeven te worden.
Pasgeborenen met langdurige (> 3 w.) hernia van de membranen, kunnen longhypoplasie hebben die niet optimaal reageert op het exogene surfactant.
geen
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANALEPTICA | ||
---|---|---|
Dopram
|
R07AB01 |
OVERIGE MIDDELEN VOOR HET ADEMHALINGSSTELSEL | ||
---|---|---|
Kalydeco
|
R07AX02 | |
R07AX32 | ||
Orkambi
|
R07AX30 | |
Symkevi
|
R07AX31 |