Opiumalkaloïd met analgetische en hoestprikkeldempende werking. Werking: bij inname op lege maag na 15–30 min, max. na 1–2 uur. Werkingsduur: 3–4 uur. Codeïne valt onder de bepalingen van de Opiumwet, maar niet in zijn volle omvang.
Geen informatie
Pijn, niet productieve hoest.
≥12 jaar: On-label
Tablet 10 mg, 15 mg, 20 mg, 30 mg
Stroop 0.5 mg/ml. Bevat ethanol 10 mg/ml.
Pijn |
---|
|
Niet-productieve hoest (droge hoest) |
---|
Diarree |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Hoestprikkeldemping en obstipatie
In het bijzonder bij kleine kinderen: convulsies en hypotensie.
Ademhalingsdepressie: vooral bij hoge dosering en bij kleine kinderen.)
Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Zelden (0,01-0,1%): huiduitslag, anafylactoïde reacties, toename colonmotiliteit of toxische colondilatatie bij colitis ulcerosa.
Verder zijn gemeld: misselijkheid, braken, obstipatie, pancreatitis. Hoofdpijn, dorst, duizeligheid, sufheid, slaperigheid, stemmingsveranderingen (dysforie, euforie), zwakheid, hallucinaties, verwardheid, desoriëntatie. Visusstoornissen. Tachycardie, bradycardie, palpitaties. Flauwvallen, orthostatische hypotensie. Galwegspasmen, oligurie, urineretentie. Bij hoge doses of kleine kinderen: opwinding, angst, convulsies, ademhalingsdepressie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Kinderen < 12 jaar.
Als analgeticum bij kinderen (12-18 jaar) die een tonsillectomie en/of adenoïdectomie ondergaan ter behandeling van obstructieve slaapapneu, wegens meer kans op het ontwikkelen van ernstige en levensbedreigende ademhalingsdepressie.
Bij Cyp2D6 ultrarapid metabolizers kan door versnelde omzetting van codeine in morfine sufheid en mogelijk respiratoire depressie optreden. Dit risico lijkt met name verhoogd op zeer jonge leeftijd en bij verminderde nierfunctie.
Verminderde ademhalingsfunctie: Niet gebruiken bij kinderen met een mogelijk verminderde ademhalingsfunctie, zoals bij neuromusculaire aandoeningen, ernstige cardiale of respiratoire aandoeningen, infecties van de bovenste of onderste luchtwegen, multipel trauma of uitgebreide operatieve behandelingen.
Altijd voorschrijven in combinatie met een laxans. De stroop bevat tevens 1 vol % alcohol (ethanol).
Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Obstipatie: Adviseer gelijktijdig een laxans te gebruiken vanwege het optreden van obstipatie.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij koorts, colitis ulcerosa, stricturen van de urethra, recente abdominale of renale operatie, ernstig gestoorde nierfunctie, bijnierschorsinsufficiëntie, prostaathyperplasie, hypothyreoïdie, onbehandeld myxoedeem, cardiovasculaire aandoeningen, toxische psychose, galblaasaandoeningen of galstenen, acute buikaandoening, shock en bij ouderen.
Cardiovasculaire effecten: Bij supraventriculaire tachycardie in de voorgeschiedenis rekening houden met de vagolytische werking van codeïne.
Afhankelijkheid: Gewenning en afhankelijkheid kunnen zelden optreden. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van geneesmiddelen- en/of alcoholmisbruik.
Interacties opoiden algemeen:
Relevant: bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.
Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.
Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.
Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.
Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.
Niet beoordeeld: de sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
OPIUMALKALOIDEN EN DERIVATEN | ||
---|---|---|
Tussipect
|
R05DA09 | |
R05DA07 |