Ivacaftor is een potentieerder van het F508del-gemuteerde cystische fibrose transmembraanconductieregulator (CFTR)-proteïne. Het verhoogt in vitro de CFTR-kanaal-'gating', waardoor het chloridetransport wordt versterkt. Lumacaftor is een CFTR-corrector die rechtstreeks inwerkt op het F508del-gemuteerde CFTR om de cellulaire verwerking en het cellulaire transport te verbeteren. Hierdoor neemt de hoeveelheid functioneel CFTR op het celoppervlak toe. Het exacte werkingsmechanisme van beide stoffen is niet bekend.
Op basis van een populatie PK studie blijkt dat de blootstelling bij kinderen vergelijkbaar is met de blootstelling bij volwassenen (SmPC)
Tablet: Lumacaftor 100 mg Ivacaftor 125 mg; Lumacaftor 200 mg Ivacaftor 125 mg
Granulaat: Lumacaftor 100 mg Ivacaftor 125 mg; Lumacaftor 150 mg Ivacaftor 188 mg
Cystische Fibrose |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Bijwerkingen bij kinderen komen overeen met de bijwerkingen bij volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): neusverstopping, dyspneu, productieve hoest, toename sputum. Hoofdpijn. Misselijkheid, bovenbuikpijn, diarree.
Vaak (1-10%): rinorroe, orofaryngeale pijn, afwijkende ademhaling, bronchospasmen. Bovensteluchtweginfectie, rinitis. Braken, flatulentie. Onregelmatige menstruatie, metrorragie, dysmenorroe. Huiduitslag. Verhoogde transaminasewaarden, verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): hypertensie. Menorragie, amenorroe, oligomenorroe, polymenorroe. Hepatische encefalopathie. Cholestatische hepatitis.
Verder is gemeld: decompensatie van de leverfunctie, waaronder fataal leverfalen, bij CF-patiënten met vooraf bestaande cirrose met portale hypertensie.
Ca. 75 % van de respiratoire bijwerkingen (dyspneu, afwijkende ademhaling) traden op in de eerste week en waren meestal licht tot matig-ernstig en reversibel.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij kinderen wordt voorafgaand aan en tijdens de behandeling oogheelkundig onderzoek aanbevolen, omdat gevallen van vertroebeling van de ooglens zijn gemeld bij behandeling met lumacaftor/ivacaftor en ivacaftor monotherapie.
Verhoging van transaminase waarden wordt vaker gezien bij kinderen dan bij volwassenen en vaker bij 2-5 jarigen in vergelijking met 6-11 jarigen. (SmPC)
Bij patiënten met cystische fibrose zonder homozygote F508del-mutatie is de werkzaamheid niet aangetoond; gebruik wordt ontraden. Start de behandeling niet bij pulmonale exacerbaties.
Hypertensie: Controleer tijdens de behandeling periodiek de bloeddruk.
Respiratoire effecten: Controleer patiënten met een ppFEV1 < 40 extra tijdens het opstarten van de behandeling, omdat de ervaring beperkt is. Respiratoire voorvallen (bv. ongemak op de borst, dyspneu, bronchospasmen en abnormale ademhaling) kwamen vaker voor tijdens het opstarten van de behandeling met lumacaftor/ivacaftor, soms ook daling in FEV1. Ernstige respiratoire voorvallen werden vaker gezien bij patiënten met een ppFEV1 < 40 en kunnen tot staken van de behandeling met lumacaftor/ivacaftor leiden.
Oculaire effecten: Bij kinderen wordt voorafgaand aan en tijdens de behandeling oogheelkundig onderzoek aanbevolen, omdat gevallen van vertroebeling van de ooglens zijn gemeld bij behandeling met lumacaftor/ivacaftor en ivacaftor monotherapie.
Hepatische effecten: Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis. Het wordt aanbevolen om de leverfunctie te controleren vóór de start van de behandeling, elke 3 maanden tijdens het eerste jaar van de behandeling en daarna jaarlijks. Staak de behandeling bij verhogingen van ALAT of ASAT > 5× de bovengrens van de normaalwaarde (ULN) óf bij verhogingen van ALAT of ASAT > 3× ULN in combinatie met verhoging van bilirubine > 2× ULN; controleer vervolgens nauwgezet de transaminasewaarden tot normalisatie en overweeg herstart van de behandeling. Bij gevorderde leverziekte is achteruitgang van de leverfunctie gemeld. Decompensatie van de leverfunctie, waaronder leverfalen met de dood als gevolg, is gemeld bij CF-patiënten met vooraf bestaande cirrose met portale hypertensie die lumacaftor/ivacaftor kregen. Bij gevorderde leverziekte aan het begin van de behandeling extra controleren en starten met een lagere dosering.
Fout-positieve uitslagen: Gebruik van dit middel kan leiden tot fout-positieve uitslagen bij urineonderzoek op tetrahydrocannabinol (THC); overweeg een alternatieve bevestigingsmethode.
Ivacaftor is substraat voor CYP3A4 en CYP3A5. Het is een zwakke remmer van CYP3A4 en P-gp en een mogelijke remmer van CYP2C9.
Lumacaftor induceert CYP3A4.
Relevant:
Afname lumacaftor/ivacaftor: de concentratie van ivacaftor daalt door krachtige CYP3A4-inductoren.
Overig effect: de concentratie van azolen (itraconazol, ketoconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, isavuconazol) kan dalen, de concentratie van het azol moet worden gemonitord. Daarnaast stijgt de concentratie van ivacaftor tijdelijk in de eerste week door krachtige CYP3A4-remmers, fluconazol en isavuconazol; zie de SmPC van Orkambi®. Bij deze interactie spelen 2 mechanismen een rol. Lumacaftor induceert het metabolisme van azolen. Daarnaast remmen azolen het metabolisme van ivacaftor.
Lumacaftor/ivacaftor verlaagt de concentratie van: bepaalde HIV-middelen (atazanavir, bictegravir, cabotegravir, cobicistat, dolutegravir, doravirine, fostemsavir, lenacapavir, maraviroc, rilpivirine, raltegravir, ritonavir).
Niet relevant:
Lumacaftor/ivacaftor verhoogt de concentratie van: digoxine en midazolam.
Niet beoordeeld:
De interactie met grapefruitsap is niet relevant, aangezien lumacaftor CYP3A induceert.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
LONGSURFACTANTS | ||
---|---|---|
R07AA02 |
ANALEPTICA | ||
---|---|---|
Dopram
|
R07AB01 |
OVERIGE MIDDELEN VOOR HET ADEMHALINGSSTELSEL | ||
---|---|---|
Kalydeco
|
R07AX02 | |
R07AX32 | ||
Symkevi
|
R07AX31 |