Niet-selectieve μ-, δ- en κ-opiaatreceptoragonist met een matig analgetische werking, en daarnaast een antitussief effect. Remt de neuronale heropname van noradrenaline en versterkt de afgifte van serotonine.
Tramadol wordt gemetaboliseerd in de actieve metaboliet O-desmethyltramadol (M1) door CYP2D6 en in N-desmethyltramadol (M2) door CYP2D6 en CYP3A4.
Neonaten en zuigelingen (< 1 jaar)
De vormingssnelheid van O-desmethyltramadol via CYP2D6 neemt toe tijdens de neonatale periode en bereikt volwassen CYP2D6 activiteitsniveaus rond de leeftijd van 1 jaar. Daarnaast kunnen de onvolgroeide glucuronidatie (bijv. UGT2B7) en nierfunctie leiden tot een tragere eliminatie en accumulatie van O-desmethyltramadol bij kinderen jonger dan 1 jaar, vooral in de eerste week van het postnatale leven.
In een populatie-PK-studie van Allegaert et. al. 2005 werden de volgende leeftijdsgerelateerde PK-parameters voorspeld op basis van covariate modellen (Allegaert 2005):
Leeftijd (gewicht (kg)1) |
25 wkn PCA (0.6 kg) |
30 wkn PCA (1.3 kg) |
35 wkn PCA (2.5 kg) |
40 wkn PCA (3.3 kg) |
45 wkn PCA (4.5 kg) |
50 wkn PCA (5.5 kg) |
60 wkn PCA (7,5kg) |
1 jr PNA (10kg) |
3 jr PNA (14kg) |
Volwassene (70kg) |
Cl (ml/min/kg) |
4.32 |
7.08 |
8.12 |
8.96 |
9.19 |
9.4 |
9.32 |
9.22 |
8.54 |
5.71 |
Central Vd (L/kg) |
3.66 |
3.51 |
3.38 |
3.26 |
3.15 |
3.05 |
2.88 |
2.54 |
2.18 |
2.13 |
Peripheral Vd (L/kg) |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
0.57 |
1. Gewicht wordt geschat binnen elke leeftijdsgroep, gebaseerd op gewicht van deelnemers binnen onderzoeken tot 50 weken PCA.
PCA= postconceptionele leeftijd
PNA = postnatale leeftijd
1 jaar tot 16 jaar
De farmacokinetiek van tramadol en O-desmethyltramadol na enkelvoudige en meervoudige orale toediening was in het algemeen vergelijkbaar met die bij volwassenen wanneer de dosis werd gecorrigeerd op basis van lichaamsgewicht, maar met een hogere inter-subject correlatievariabiliteit bij kinderen ≤8 jaar (SmPC Tramal injectievloeistof 01/2022)
Referentie |
Toedieningsweg
|
Dosis |
Populatie
|
CL (ml/min/kg) Tramadol |
Vd (l/kg) |
Tramadol |
actieve O-desmethyl-metaboliet |
||||
Cmax (ng/ml) (gemiddelde+SD) |
Tmax (h) (gemiddelde+SD) |
T ½ (uur)
|
Cmax (ng/ml) (gemiddelde+SD) |
Tmax (uur) (gemiddelde+SD) |
T ½ (uur)
|
||||||
Vandenbosche et al. 2015 |
Oraal (immediate release tablets) |
gemiddeld 1.5mg/kg/dosis elke 6 uur gedurende 3 dagen |
7-11 jaar (n=6) |
8,2±1,0
|
|
362±94 |
1,7±0,5 |
|
89±40 |
1,8±0,8 |
|
12-16 jaar (n=11) |
9,7±3,3
|
|
242±116 |
1,9±0,8 |
|
89±33 |
2,1±1,0
|
|
|||
Payne et al. 2002 |
oraal (enkele toediening, druppels ) |
1.5 mg/kg |
4-7 jaar (n=24) |
5,6±2,7 |
4,1±1,2 |
|
< 0,5 |
3,6±1,1 |
37,5±5,2 |
4,5±1,5 |
5,8±1,7 |
Zwaveling et al. 2004 1 |
Rectaal (enkele toediening) |
1-1.9 mg/kg |
1-6 jaar (n=12) |
15.5 |
6.1 |
200±60 |
2,4±1,0 |
4,3±0,22 |
35±15 |
3,9±1,1 |
|
1. De leeftijdsgerelateerde PK-parameters werden voorspeld in populatie-PK-onderzoek.
2. (gemiddelde±SEM)
< 1 jaar: Off-label
≥ 1 jaar: On-label
Capsule (hydrochloride) 50 mg
Druppels, oraal (hydrochloride) 100 mg/ml
Inj.vlst. (hydrochloride) 50 mg/ml
Tablet met gereguleerde afgifte (hydrochloride) 100 mg, 150 mg, 200 mg
Zetpil "Z" (hydrochloride) 100 mg
Bruistablet (hydrochloride) 50 mg
Caps. met gereguleerde afgifte (hydrochloride) 50 mg, 150 mg, 200 mg
Pijn |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Misselijkheid, braken en hoofdpijn.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Duizeligheid. Asthenie.
Vaak (1-10%): obstipatie, braken. Droge mond, hyperhidrose. Verwardheid, hoofdpijn, slaperigheid, vermoeidheid. Vasodilatatie (door verhoogde serotoninespiegels).
Soms (0,1-1%): druk op de maag en vol gevoel, braakneigingen, diarree. Orthostatische hypotensie of cardiovasculaire collaps (m.n. bij snelle i.v.-toediening of patiënten met stress), cardiovasculaire deregulering (palpitaties, tachycardie). Vermoeidheid. Huiduitslag, jeuk, urticaria, erytheem.
Zelden (0,01-0,1%): dyspneu, allergische reacties (bv. bronchospasme, angio-oedeem), anafylaxie. Bradycardie, hypertensie. Wazig zien, miose, mydriase. Stemmingsveranderingen, hallucinaties, verwardheid, angst, nachtmerries, slaapstoornissen, delirium, cognitieve en sensorische stoornissen, tremor, paresthesieën, motorische slapte, coördinatiestoornis, syncope, convulsies. Eetlustveranderingen. Mictiestoornissen (o.a. dysurie, urineretentie). Stijging van leverenzymwaarden.
Zeer zelden (< 0,01%): vertigo, ataxie. Myocardischemie, ECG-afwijkingen. Ademhalingsdepressie kan optreden. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Smaakstoornissen, hik.
Verder zijn gemeld: spraakstoornissen, hypoglykemie. Tolerantie en psychische en fysieke afhankelijkheid kunnen optreden. Neonataal abstinentiesyndroom.
Na staken van behandeling met tramadol: ontwenningsverschijnselen als agitatie, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, trillen en gastro-intestinale symptomen. Zeer zelden (< 0,01%): paniekaanvallen, ernstige angst, hallucinaties, paresthesieën, tinnitus en ongebruikelijke symptomen van het CZS (verwardheid, wanen, depersonalisatie, derealisatie en paranoia).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Kinderen hebben een grotere kans op ademhalingsdepressie bij het gebruik van tramadol bij alle ingrepen/condities waarbij de luchtweg op enige wijze gehinderd zou kunnen zijn (FDA safety announcement 20-4-2017, Anderson et al 2017).
Orale toediening
Wees voorzichtig met de druppelvloeistof, omdat deze een hoge concentratie heeft(100 mg/ml; dit betekent dat 1 druppel 2,5 mg tramadol bevat).
Bij chronische pijn altijd voorschrijven in combinatie met een laxans.
Farmacogenetica
Bij optreden van ernstige bijwerkingen of wanneer het effect uitblijft kan er sprake zijn van een afwijkend geneesmiddelmetabolisme. CYP2D6 kan de variatie in respons bepalen. Genotypering kan overwogen worden.
Tramadol kan, vooral bij langdurig gebruik, gewenning, psychische en fysische afhankelijkheid veroorzaken. Daarom dient bij patiënten die neigen tot misbruik of afhankelijkheid, de behandeling met tramadol kort en intermitterend te zijn. Gebruik bij verslavingsgevoelige patiënten is niet aan te bevelen, tenzij een zeer strikte medicatiecontrole wordt uitgevoerd. Stel vooraf behandeldoelen, behandelduur en stopzettingsplan vast met de patiënt. Beoordeel regelmatig of de behandeling kan worden gestaakt, en of dosisaanpassing nodig is. Patiënten met een persoonlijke of een familiaire voorgeschiedenis (ouders of broers en zussen) van stoornissen in het gebruik van middelen (waaronder een stoornis in het gebruik van alcohol), huidige tabaksgebruikers of patiënten met een persoonlijke voorgeschiedenis van andere psychische stoornissen (bv. ernstige depressie, angst- en persoonlijkheidsstoornissen) lopen een verhoogd risico op een opioïdgebruiksstoornis (OUD). Controleer de patiënt op drugzoekend gedrag, bv. te vroeg vragen om een herhaalrecept. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl. Voor informatie voor de patiënt, zie gebruik van sterke pijnstillers en stoppen met sterke pijnstillers op thuisarts.nl.
Bij gebruik van tramadol in therapeutische doseringen zijn onthoudingsverschijnselen gemeld. Na (langdurig) gebruik de dosering langzaam afbouwen. Zie de Handreiking afbouw opioïden en dan de Afbouwschema's in de download aldaar.
Wees voorzichtig bij hersentrauma, verhoogde intracraniële druk, shock, voorgeschiedenis van convulsieve aandoeningen.
Wees ook voorzichtig bij ernstige obstructieve longaandoeningen (astma, COPD), ernstige respiratoire insufficiëntie of verminderde ademreserve (m.n. bij gelijktijdig gebruik van centraal depressieve middelen of indien de aanbevolen dosering wordt overschreden) en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen. Ademhalingsdepressie kan optreden.
Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen kunnen optreden, zoals centrale slaapapneu en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg verlaging van de opioïddosering.
Tramadol wordt gemetaboliseerd door CYP2D6. Bij ontbreken van dit enzym wordt onvoldoende analgetisch effect bereikt; bij ultra-rapid metabolizers kan opioïde toxiciteit optreden bij normale doses.
Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors of de hypothalamus hypofysaire gonadale as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan toenemen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen afnemen.
Reversibele bijnierinsufficiëntie kan optreden. Mogelijke symptomen zijn ernstige buikpijn, misselijkheid en braken, lage bloeddruk, extreme vermoeidheid, verminderde eetlust en gewichtsverlies. Monitoring en glucocorticosteroïdsubstitutie kunnen nodig zijn.
Serotoninesyndroom is gemeld. Mogelijke symptomen zijn veranderingen in de psychische toestand, autonome instabiliteit, neuromusculaire afwijkingen en/of gastro-intestinale verschijnselen. Staken van de behandeling leidt meestal tot een snelle verbetering.
Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.
Bij het optreden van opioïde-geïnduceerde hyperalgesie die niet reageert op verdere dosisverhoging zo nodig de dosering verlagen. Pijn bij hyperalgesie kan kwalitatief en anatomisch verschillen van pijn die gerelateerd is aan de ziekteprogressie of doorbraakpijn die het gevolg is van opioïdtolerantie. Pijn geassocieerd met hyperalgesie is meestal meer diffuus dan de eerder bestaande pijn en minder gedefinieerd in kwaliteit.
Bij toepassing bij acute pijn ermee rekening houden dat het analgetisch effect circa een uur later inzet (i.v. wel sneller).
In therapeutische doseringen zijn convulsies gerapporteerd; bij doseringen hoger dan de aanbevolen maximale dosering (400 mg/dag) neemt de kans op convulsies toe. Epilepsiepatiënten zorgvuldig monitoren.
Relevant:
Bij combinatie met duloxetine, fenelzine, SSRI's, tranylcypromine, venlafaxine of vortioxetine is in enkele gevallen serotonerge toxiciteit gemeld.
Niet relevant:
De plasmaconcentratie daalt door rifampicine.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met carbamazepine.
Niet beoordeeld:
Er zijn incidentele meldingen van een versterkte werking van VKA's die mogelijk verband houden met gebruik van tramadol.
De digoxineconcentratie kan stijgen door tramadol.
Interacties opoiden algemeen
Relevant: bij combinatie van fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol met de niet-selectieve MAO-remmers fenelzine en tranylcypromine is serotonerge toxiciteit gemeld (onder andere opwinding, spierrigiditeit, hyperpyrexie, zweten, bewusteloosheid, soms ademhalingsdepressie en hypotensie). Combinatie van fentanyl of pethidine met fenelzine en tranylcypromine moet worden vermeden; bij oxycodon en tramadol moet men bedacht zijn op de symptomen.
Bij combinatie van pethidine met moclobemide of selegiline is serotonerge toxiciteit gemeld.
Bij toevoeging van een partiële agonist/antagonist, waaronder ook het ontwenningsmiddel nalmefeen, kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. De combinatie moet worden vermeden. In geval van buprenorfinepleister kan het omgekeerde wel: een opioïdagonist kan worden toegevoegd aan een buprenorfinepleister bij chronische hevige pijn.
Naloxon en naltrexon zijn antagonisten van opioïden; bij combinatie kunnen onthoudingsverschijnselen optreden. Toevoeging van naloxon of naltrexon aan een opioïd wordt ontraden, tenzij naloxon of naltrexon bewust wordt toegepast als antidotum bij overdosering van een opioïd. Andersom kan bij toevoeging van een opioïd aan naloxon of naltrexon acute ademnood optreden.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van niet-selectieve MAO-remmers met opioïden anders dan fentanyl, oxycodon, pethidine of tramadol; de meeste fabrikanten ontraden echter het gebruik tijdens of binnen 2 weken na behandeling met niet-selectieve MAO-remmers.
Er is ook onvoldoende onderbouwing voor interactie van moclobemide, rasagiline of selegiline met opioïden anders dan pethidine.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NATUURLIJKE OPIUMALKALOIDEN | ||
---|---|---|
Palladon, Hydagelan
|
N02AA03 | |
Oramorph, Kapanol, MS Contin, Sendolor
|
N02AA01 | |
Oxynorm, Oxycontin
|
N02AA05 |
FENYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Durogesic (pleister), Instanyl, Pecfent
|
N02AB03 | |
N02AB02 |
DIFENYLPROPYLAMINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Dipidolor
|
N02AC03 |
ORIPAVINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Temgesic
|
N02AE01 |
MORFINANDERIVATEN | ||
---|---|---|
Nubain
|
N02AF02 |
OVERIGE OPIOIDEN | ||
---|---|---|
Palexia
|
N02AX06 |
OPIOIDEN MET NIET-OPIOIDE ANALGETICA | ||
---|---|---|
Zaldiar
|
N02AJ13 |