Lipegfilgrastim is een langwerkende vorm van filgrastim, vervaardigd via recombinant-DNA-techniek. Het bindt aan de G-CSF-receptor en reguleert de productie en afgifte van functionele neutrofielen door het beenmerg; kan tevens autologe perifere bloedvoorlopercellen ('peripheral blood progenitor cells' = PBPC) mobiliseren uit beenmerg naar het perifere bloed. Er treedt een dosis-afhankelijke stijging van het aantal neutrofielen (met normale of verhoogde functionele activiteit) in het perifere bloed op. Het aantal monocyten en/of lymfocyten stijgt nauwelijks. Bij ernstige chronische neutropenie kan een geringe stijging van het aantal circulerende eosinofiele en basofiele granulocyten optreden.
Werking: binnen 24 uur stijgt dosis-afhankelijk het aantal neutrofielen (met normale of verhoogde functionele activiteit) in het perifere bloed.
Farmacokinetische en farmacodynamische modellering van pediatrische gegevens (leeftijd van 2 tot <18 jaar met toegediende doses van 100 ug/kg), met inbegrip van aanvullende gegevens uit het fase II onderzoek en gecombineerd met eerdere farmacokinetische gegevens van volwassenen, ondersteunt dat vergelijkbare serumblootstellingen aan lipegfilgrastim werden bereikt bij
pediatrische patiënten als bij volwassen patiënten (SmPC)
Injectievloeistof in wegwerpspuit 10 mg/ml (0,6 ml)
Neutropenie ten gevolge van cytotoxische chemotherapie |
---|
|
Als gevolg van het neutrofielengemedieerde klaringsmechanisme wordt niet verwacht dat de farmacokinetiek van lipegfilgrastim invloed zal ondervinden van een nierfunctiestoornis.(SmPC)
Het veiligheidsprofiel bij kinderen komt in het algemeen overeen met dat bij volwassenen. Sommige bloed- en lymfestelselaandoeningen (anemie, lymfopenie, trombocytopenie) en maagdarmstelselaandoeningen (braken) werden in klinische onderzoeken vaker waargenomen bij kinderen dan bij volwassenen.
Zeer vaak (> 10%): skelet- en spierpijn (meestal matig ernstig en tijdelijk, maar soms zeer ernstig). Misselijkheid.
Vaak (1-10%): trombocytopenie. Hemoptoë. Hypokaliëmie. Hoofdpijn. Huidreacties zoals erytheem en huiduitslag. Pijn op de borst.
Soms (0,1-1%): leukocytose, splenomegalie (meestal asymptomatisch). Overgevoeligheidsreacties (zoals allergische huidreacties, urticaria, angio-oedeem, ernstige allergische reacties). Longbloeding, interstitiële pneumonie, longoedeem, longinfiltraten, longfibrose, ademhalingsstilstand, ARDS ('acute respiratory distress syndrome'). Reacties op de injectieplaats (verharding, pijn). Stijging van alkalische fosfatase, lactaatdehydrogenase.
Verder zijn gemeld: capillaire-leksyndroom. Aortitis (met o.a. koorts, buikpijn, malaise, rugpijn, verhoogde waarden ontstekingsmarkers).
De volgende bijwerkingen zijn gemeld bij G-CSF en derivaten (maar nog niet bij lipegfilgrastim): miltruptuur (soms fataal), sikkelcelcrisis bij sikkelcelanemie, acute febriele neutrofiele dermatose (Sweet-syndroom), cutane vasculitis, glomerulonefritis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Niet toepassen om de dosis van cytotoxische chemotherapie boven het vastgestelde doseerschema te verhogen. Over gebruik bij myelodysplastisch syndroom, secundaire acute myeloïde leukemie of chronische myeloïde leukemie is onvoldoende bekend.
Bij recente longinfiltraten of pneumonie is er mogelijk meer kans op interstitiële pneumonie.
Het staken van de therapie overwegen bij het optreden van pulmonale symptomen zoals hoest, koorts en dyspneu, gepaard gaande met radiologische kenmerken van longinfiltratie, en achteruitgang van de longfunctie samen met een stijging van het aantal neutrofielen. Deze symptomen kunnen voortekenen zijn van ARDS.
Omdat gevallen van (doorgaans asymptomatische) splenomegalie en (fatale) miltruptuur zijn gemeld na toediening van granulocyten-koloniestimulerende factoren, de grootte van de milt regelmatig controleren en bij optreden van pijn links boven in de buik of ter hoogte van de schouder de diagnose miltruptuur overwegen.
Regelmatige controle van het aantal trombocyten en de hematocriet wordt aanbevolen, omdat behandeling met lipegfilgrastim het optreden van trombocytopenie en anemie niet uitsluit.
Vanwege het risico op leukocytose, leukocytenaantallen regelmatig controleren; indien het aantal leukocyten na de verwachte nadir hoger is dan 50 × 109/l, lipegfilgrastim direct staken. Wees voorzichtig bij sikkelcelanemie, omdat hoge leukocytenaantallen een prognostisch ongunstige factor vormen. Tijdens behandeling van deze patiënten gepaste klinische parameters en laboratoriumgegevens volgen en attent zijn op een mogelijke samenhang met miltvergroting en vaso-occlusieve crisis.
Laat de patiënt direct contact opnemen bij het optreden van symptomen van capillaire-leksyndroom (CLS), zoals bijvoorbeeld hypotensie, hypoalbuminemie, oedeem, bloedindikking.
Bij een ernstige allergische reactie symptomatische behandeling instellen en de behandeling met lipegfilgrastim permanent staken. Vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid geen behandeling beginnen bij overgevoeligheid voor G-CSF of andere G-CSF-derivaten.
Bij een lichaamsgewicht > 95 kg is een verminderde werkzaamheid mogelijk.
Interacties koloniestimulerende factoren algemeen
Niet relevant:
Bij combinatie met relatief lage doses bleomycine is pulmonale toxiciteit gemeld, terwijl deze toxiciteit normaal pas bij hogere doses optreedt.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met cyclofosfamide.
Niet beoordeeld:
Gezien de gevoeligheid van snel delende myeloïde cellen voor myelosuppressieve cytotoxische chemotherapie dient G-CSF niet te worden toegediend binnen 24 uur na beëindiging van of binnen 24 uur voorafgaand aan de chemotherapie.
Lithium zou het effect van G-CSF kunnen versterken, omdat lithium het vrijkomen van neutrofielen stimuleert.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
KOLONIESTIMULERENDE FACTOREN | ||
---|---|---|
Neupogen G-CSF, Tevagrastim, Nivestim, Zarzio, Accofil
|
L03AA02 |
INTERFERONEN | ||
---|---|---|
IntronA
|
L03AB05 | |
Pegasys
|
L03AB11 | |
Pegintron
|
L03AB10 |
OVERIGE IMMUNOSTIMULANTIA | ||
---|---|---|
Copaxone
|
L03AX13 | |
L03AX15 | ||
Mozobil
|
L03AX16 |