Peginterferon α-2b is een covalente binding van interferon α-2b met monomethoxypolyethyleenglycol. Peginterferon α-2b en interferon α-2b hebben overeenkomstige farmacodynamische eigenschappen. Interferon α-2b is een eiwit bestaande uit 165 aminozuren, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. Interferon gaat een specifieke binding aan met receptoren op de celmembraan. Men veronderstelt dat een complexe reeks intracellulaire reacties, althans gedeeltelijk, verantwoordelijk is voor de onderdrukking van virusreplicatie in virusgeïnfecteerde cellen, celproliferatie en immunomodulerende activiteiten, zoals toename van de fagocytose door macrofagen en toename van de specifieke cytotoxiciteit van lymfocyten voor 'target'-cellen.
De farmacokinetische eigenschappen na herhaalde dosering voor PegIntron en ribavirine (capsules en drank) bij kinderen en adolescenten met chronische hepatitis C zijn geëvalueerd tijdens een klinisch onderzoek. Voor kinderen en adolescenten die een op hun lichaamsoppervlak gebaseerde dosering van 60 μg/m2/week PegIntron kregen, werd voorspeld dat de log-getransformeerde geschatte verhouding van blootstelling tijdens het doseringsinterval 58 % (90 % CI: 141-177 %) hoger zou zijn dan de waarde die was waargenomen bij volwassen patiënten die 1,5 μg/kg/week kregen.
Poeder voor inj.vlst. 50 microg, 80 microg, 100 microg,120 microg, 150 microg+ 0.5 ml oplosm.
Poeder voor inj.vlst. "clearclick" 50 microg, 80 microg, 100 microg, 120 microg, 150 microg + 0.5 ml oplosm.
Chronische hepatitis C, zonder leverdecompensatie, positief zijn voor HCV-RNA. |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Zeer vaak: Anemie, leukopenie, neutropenie, anorexia, verminderde eetlust, psychische stoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, abdominale pijn, bovenbuikpijn, braken, nausea, alopecia, droge huid, myalgie, artralgie, injectieplaatserytheem, vermoeidheid, pyrexie, rigor, influenza-achtige ziekte, asthenie, pijn, malaise, prikkelbaarheid, groeivertraging (lengte en/of gewicht laag voor leeftijd).
Vaak: Schimmelinfectie, influenza, orale herpes, otitis media, streptokokkenfaryngitis, nasofaryngitis, sinusitis, trombocytopenie, lymfadenopathie, hypothyroïdie, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging, depressie, agressie, affectie labiliteit, boosheid, agitatie, angst, stemming veranderd, rusteloosheid, nervositeit, slapeloosheid, dysgeusie, syncope, stoornis van aandacht, slaperigheid, slaap van slechte kwaliteit, oogpijn, vertigo, palpitatie, tachycardie, flush, hoesten, epistaxis, faryngolaryngale pijn, diarree, afteuze stomatitis, cheilose, mondulceratie, abdominaal ongemak, orale pijn, pruritus, rash, erythemateuze rash, eczeem, acne, erytheem, skeletspierstelselpijn, pijn in extremiteit, rugpijn, injectieplaatsreactie, injectieplaatspruritus, injectieplaatsrash, droogheid op de injectieplaats, injectieplaatspijn, het koud hebben, bloed thyreoïd-stimulerend hormoon verhoogd, thyroglobuline verhoogd.
Soms: Pneumonie, ascariasis, enterobiasis, herpes zoster, cellulitis, urineweginfectie, gastro-enteritis, abnormaal gedrag, depressieve stemming, emotionele stoornis, vrees, nachtmerrie, neuralgie, lethargie, paresthesie, hypo-esthesie, psychomotorische hyperactiviteit, tremor, conjuctiva hemorragie, oog pruritus, keratitis, gezichtsvermogen wazig, fotofobie, hypotensie, bleekheid, piepen, neusongemak, rhinorroe, dyspepsie, gingivitis, hepatomegalie, fotosensibiliteitsreactie, maculo-papuleuze rash, huidexfoliatie, pigmentatieaandoening, atopische dermatitis, huidverkleuring, spiercontractuur, spiertrekkingen, proteïnurie, pijn op de borst, borstongemak, aangezichtspijn, antithyroïd-antistof positief, kneuzing. Vrouwen: dysmenorroe.
De vermelde bijwerkingen zijn gemeld bij peginterferon α-2b monotherapie of combinatie met ribavirine. Zeer vaak (> 10%): virale infectie, gewichtsverlies, depressie, prikkelbaarheid, slapeloosheid, angst, verminderde concentratie, emotionele labiliteit, asthenie, hoofdpijn, droge mond, dyspneu, faryngitis, hoesten, braken, nausea, abdominale pijn, diarree, anorexie, alopecia, pruritus, droge huid, 'rash', myalgie, artralgie, rigor, pijn in spieren en skelet, ontsteking of reactie op de injectieplaats, duizeligheid, vermoeidheid, koorts, griep-achtige symptomen. Vaak (1–10%): schimmelinfectie, bacteriële infectie, herpes simplex, otitis media, anemie, leukopenie, trombocytopenie, lymfadenopathie. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie, hypocalciëmie, hyperurikemie, dorst, agressief gedrag, gedragsstoornis, agitatie, nervositeit, slaperigheid, slaapstoornis, abnormaal dromen, verminderd libido, apathie, verhoogde eetlust, verwarring, tremor, ataxie, neuralgie, vertigo, paresthesie, hypo-esthesie, hyperesthesie, hypertonie, migraine, toegenomen transpiratie, conjunctivitis, troebel zicht, traanklierafwijking, oogpijn, gehoorstoornis/gehoorverlies, tinnitus, palpitatie, tachycardie, hypotensie, hypertensie, syncope, voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, sinusitis, bronchitis, dysfonie, epistaxis, rinitis, ademhalingsstoornis, nasale congestie, rinorroe, droge hoest, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, stomatitis, ulceratieve stomatitis, bloedend tandvlees, smaakverandering, dunne ontlasting, constipatie, flatulentie, hemorroïden, gingivitis, glossitis, dehydratie, hepatomegalie, hyperbilirubinemie, psoriasis, fotosensibilisatie, maculopapuleuze 'rash', dermatitis, oedeem van het aangezicht of perifeer oedeem, erythemateuze 'rash', eczeem, acne, furunculose, erytheem, urticaria, afwijkende haartextuur, nagelafwijking, artritis, frequent urineren, abnormale urine, amenorroe, impotentie, pijn in de borst, menorragie, menstruatiestoornissen, aandoeningen van het ovarium, vaginale aandoeningen, seksuele disfunctie (niet gespecifieerd), prostatitis, pijn op de borst, pijn in het rechterboven-kwadrant, malaise, pijn op de injectieplaats. Soms (0,1–1%): (poging tot) zelfmoord, zelfmoordgedachten. Zelden (0,01–0,1%): diabetes, diabetische ketoacidose, psychose, hallucinatie, convulsies, perifere neuropathie, verlies van gezichtsscherpte of gezichtsveld, retinale bloedingen, obstructie van de retinale arterie of ader, neuritis optica, papil- en maculair oedeem, wattenachtige vlekken op de retina, congestief hartfalen, aritmie, pancreatitis, rabdomyolyse, myositis, nierfalen of insufficiëntie. Zeer zelden (< 0,01%): aplastische anemie, (verergering van) sarcoïdose, cerebrovasculaire hemorragie of ischemie, encefalopathie, myocardinfarct, cardiale ischemie. Interstitiële longziekte. Ischemische colitis, ulceratieve colitis, stevens-johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, necrose op de injectieplaats, multiform erytheem. Verder komen voor: 'pure red cell aplasia', anafylactische reacties inclusief angio-oedeem, anafylaxie, anafylactische reacties met inbegrip van anafylactische shock, idiopathische en trombotische trombocytopenische purpura, systemische lupus erythematosus, vasculitis, (verergering van) reumatoïde artritis, verlamming van het aangezicht, (mono)neuropathieën, cardiomyopathie, pericardeffusie, pericarditis, manie, bipolaire stoornissen.
Het vogt-koyanagi-haradasyndroom (VKH of uveo-encefalitis) is gemeld bij patiënten met chronische hepatitis C die werden behandeld met interferon. Als het VKH-syndroom wordt vermoed, moet antivirale therapie worden gestopt.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Kinderen en adolescenten met bestaande of een voorgeschiedenis van ernstige psychiatrische aandoeningen.
Een voorgeschiedenis van een ernstige, reeds bestaande hartziekte, met inbegrip van instabiele of ongecontroleerde hartziekte, tijdens de zes voorafgaande maanden. Ernstige verzwakkende medische toestand. Auto-immune hepatitis of een voorgeschiedenis van een auto-immuunziekte. Ernstige leverstoornissen of een gedecompenseerde levercirrose. Reeds bestaande schildklieraandoening tenzij deze aandoening onder controle kan worden gehouden met een klassieke behandeling. Epilepsie en/of stoornissen van het centraal zenuwstelsel. Patiënten die gelijktijdig met HCV/hiv besmet zijn, en cirrose en een child-pughscore score van ≥ 6 hebben.
Waar mogelijk dient het kind behandeld te worden na de puberale groeispurt om het risico op remming van de groei te verminderen. Kinderen en adolescenten moeten om de 3 maanden gecontroleerd worden op tekenen van schildklierdisfunctie
Bij verminderde nierfunctie:
Voorzichtigheid is geboden bij een verzwakte klinische conditie (bv. chronisch obstructieve longaandoeningen en/of diabetes mellitus, vatbaar voor ketoacidose), stollingsstoornissen, ernstige myelosuppressie en bij reeds bestaande psoriasis. Patiënten met een voorgeschiedenis van hartfalen, myocardinfarct en/of voorgaande of bestaande ritmestoornissen vereisen een nauwgezette controle. Bij hartaandoeningen dient routinematig een ecg te worden gemaakt. Bij koorts, hoest, dyspneu of andere respiratoire symptomen een X-thorax maken, bij tekenen van longinfiltratie de patiënt nauwkeurig volgen en zo nodig de behandeling staken. Bij optreden van visusstoornissen of andere oftalmologische symptomen tijdens de behandeling is een oogonderzoek aangewezen. Bij optreden van afwijkende leverfunctie deze nauwkeurig volgen; de behandeling staken bij verergering van de symptomen. Voldoende vloeistof dient te worden toegediend, daar hypotensie gerelateerd aan vochtdepletie is waargenomen. Bij optreden van acute overgevoeligheidsreacties of ernstige effecten op het centrale zenuwstelsel (depressie, zelfmoordgedachten of -pogingen) de behandeling staken. Er is geen ervaring met pegintron bij patiënten jonger dan 18 jaar. In zeldzame gevallen kan zich een schildklierafwijking ontwikkelen, deze kan met conventionele therapie onder controle worden gebracht. Vóór behandeling de TSH-spiegels controleren en pas starten indien deze spiegels binnen de normale grenzen liggen. Indien tijdens behandeling schildklierafwijkingen optreden, behandeling voortzetten zolang de TSH-spiegels binnen de normale grenzen blijven. Vóór de behandeling hematologiebeeld, elektrolyten, leverenzymwaarden, eiwitspectrum, serumbilirubine en -creatinine bepalen en op gezette tijden herhalen. Indien bij de behandeling van hepatitis de ALAT toeneemt tot meer dan tweemaal de beginwaarde, mag behandeling worden voortgezet tenzij symptomen van leverfalen optreden. Tijdens verhoging van ALAT, elke twee weken ALAT, protrombinetijd, alkalische fosfatasen, albumine en bilirubine bepalen. Bij lichte tot matige nier-, lever- of beenmergfunctiestoornissen dienen deze tijdens behandeling nauwgezet te worden gecontroleerd. Bij patiënten die tevens zijn geïnfecteerd met hiv of die hemodialyse ondergaan is de werkzaamheid niet aangetoond. Bij aanleg voor het ontwikkelen van auto-immuunstoornissen kunnen tijdens behandeling frequenter klinische manifestaties van auto-immuunziekten optreden door de ontwikkeling van verschillende auto-antilichamen.
Peginterferon alfa 2b verhoogt de activiteit van CYP2D6 en CYP2C8/9.
Relevant: de plasmaconcentratie van theofylline stijgt.
Combinatie met telbivudine is gecontraïndiceerd. In een studie bleek een verhoogd risico op perifere neuropathie bij combinatie van peginterferon alfa 2a met telbivudine. Bovendien is het voordeel van combinatie van interferonen met telbivudine niet vastgesteld.
Niet beoordeeld: bij patiënten met HCV-HIV co-infectie en gevorderde cirrose die cART krijgen, kan het risico op leverdecompensatie en lactaatacidose toenemen als ze worden behandeld met ribavirine plus peginterferon alfa 2b.
Bij HCV-HIV co-infectie die tevens met ribavirine en zidovudine wordt behandeld kan het risico op anemie zijn verhoogd.
Interacties interferonen alfa algemeen
Niet relevant: de AUC van melfalan kan toenemen.
De klaring van fluorouracil kan afnemen.
Niet beoordeeld: bij patiënten met HCV-HIV co-infectie en gevorderde cirrose die cART krijgen, kan het risico op leverdecompensatie en lactaatacidose toenemen als ze worden behandeld met (peg)interferon alfa plus ribavirine.
In een studie bleek een verhoogd risico op perifere neuropathie bij combinatie met telbivudine. Het voordeel van combinatie van interferonen met telbivudine is niet vastgesteld. Combinatie wordt ontraden.
De beenmergtoxiciteit van myelosuppressieve stoffen (zoals oncolytica, ribavirine en zidovudine) kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
KOLONIESTIMULERENDE FACTOREN | ||
---|---|---|
Neupogen G-CSF, Tevagrastim, Nivestim, Zarzio, Accofil
|
L03AA02 | |
Lonquex
|
L03AA14 |
INTERFERONEN | ||
---|---|---|
IntronA
|
L03AB05 | |
Pegasys
|
L03AB11 |
OVERIGE IMMUNOSTIMULANTIA | ||
---|---|---|
Copaxone
|
L03AX13 | |
L03AX15 | ||
Mozobil
|
L03AX16 |