Langwerkende glucagonachtige peptide (GLP-1)-agonist met ca. 90% sequentiehomologie met humaan GLP-1. Geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie in de Chinese hamster (CHO-cellen). Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt dulaglutide het intracellulair cyclisch AMP (cAMP) in β-cellen in de pancreas, wat tot de afgifte van insuline leidt. Het verlaagt de glucagonsecretie, wat leidt tot verminderde hepatische glucoseafgifte. Dulaglutide vertraagt tevens de maaglediging.
De AUC bij kinderen (10-18 jaar, n=128) was ongeveer 37% lager dan die bij volwassen patiënten. Dit verschil werd niet klinisch relevant geacht. [SmPC]
Inj.vlst. 0,75 mg, 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg.
Diabetes mellitus type II |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Het veiligheidsprofiel bij kinderen is vergelijkbaar met dat van volwassen patiënten.
Het immunogeniciteitsprofiel bij kinderen komt overeen met volwassen patiënten. 2,1% en 4,0% van de patiënten die in het pediatrische onderzoek werden behandeld met respectievelijk placebo en dulaglutide ontwikkelden tijdens de behandeling gevormde antistoffen tegen dulaglutide.
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (bij gebruik in combinatie met insuline of een SU-derivaat met of zonder metformine). Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, buikpijn en diarree (m.n. in het begin van de behandeling; nemen gewoonlijk af binnen enkele dagen of weken).
Vaak (1-10%): hypoglykemie (bij gebruik als monotherapie of in combinatie met metformine met of zonder pioglitazon). Verminderde eetlust, dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, opboeren, opgezette buik, flatulentie, obstipatie. Vermoeidheid. Sinustachycardie, eerstegraads atrioventriculair blok.
Soms (0,1-1%): systemische overgevoeligheid. Dehydratie. Cholelithiase, cholecystitis. Reacties op de injectieplaats zoals uitslag en/of erytheem.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Acute pancreatitis.
Verder zijn gemeld: niet-mechanische darmobstructie, pancreatitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Dulaglutide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 of diabetische ketoacidose.
Dehydratie, soms leidend tot acuut nierfalen of achteruitgang van de nierfunctie, is gemeld, met name aan het begin van de behandeling. Informeer patiënten over de kans op dehydratie, met name als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen, en op het nemen van voorzorgsmaatregelen om een vochttekort te voorkomen.
Acute pancreatitis is waargenomen bij gebruik van GLP1-agonisten; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen.
Onderzoeksgegevens: Het gebruik wordt niet aanbevolen bij ernstige gastro-intestinale ziekte (waaronder ernstige gastroparese) en bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring < 15 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens.
Niet relevant:
Dulaglutide verhoogt de AUC van metoprolol en verlaagt de AUC van atorvastatine.
Niet beoordeeld:
Dulaglutide vertraagt de maaglediging en kan de mate en snelheid van absorptie van gelijktijdig oraal toegediende middelen verminderen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BIGUANIDEN | ||
---|---|---|
A10BA02 |
SULFONYLUREUMDERIVATEN | ||
---|---|---|
Amglidia
|
A10BB01 |
GLUCAGONACHTIG PEPTIDE-1-AGONISTEN (GLP-1-AGONISTEN) | ||
---|---|---|
Bydureon
|
A10BJ01 | |
Victoza, Saxenda
|
A10BJ02 |
NATRIUMGLUCOSE-COTRANSPORTER-2-REMMERS (SGLT-2-REMMERS) | ||
---|---|---|
Forxiga
|
A10BK01 | |
Jardiance
|
A10BK03 |