Peginterferon α-2a, een covalente binding van interferon α-2a met bis-monomethoxypolyethyleenglycol. Het interferon α-2a gedeelte is een eiwit bestaande uit 165 aminozuren, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. Peginterferon α-2a en interferon α-2a hebben overeenkomstige farmacodynamische eigenschappen. Peginterferon α-2a oefent zijn antivirale effect uit door in cellen weerstand tegen virale infecties op te wekken en door het gedeelte van het immuunsysteem dat verantwoordelijk is voor de neutralisatie van virussen en de eliminatie van met virussen geïnfecteerde cellen te moduleren.
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Inj.vlst. 180 µg/ml; 270 µg/ml ; 360 µg/ml
Bevat benzylalcohol 10 mg/ml
In Nederland is er een structureel beschikbaarheidsprobleem van peginterferon alfa-2a (Pegasys). Er is een zeer beperkte voorraad.
Levering wordt pas eind tweede kwartaal 2025 verwacht. Er geldt daarom een besparend behandeladvies.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Chronische hepatitis B | ||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Chronische hepatitis C | ||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
(infectie met HCV, combinatietherapie met ribavirine): Zeer vaak (> 10%): influenza-achtige verschijnselen (91%), slapeloosheid, vermoeidheid, prikkelbaarheid, verminderde eetlust. Hoofdpijn (64%). Gastro-intestinale stoornissen (56%). Pijn in skeletspieren. Huiduitslag, jeuk, alopecia. Reactie op de injectieplaats (45%).Vaak (1–10%): koorts, influenza, mononucleosis infectiosa, (naso)faryngitis (door Streptococcus), candidiasis, tandabces, hordeolum, (virale) gastro-enteritis, urineweginfectie. Duizeligheid, verstoorde aandacht, migraine. Abnormaal gedrag, boosheid, agressie, ADHD, angst, depressie, hallucinaties. Dyspneu, bloedneus. (Afteuze) stomatitis, misselijkheid, buikpijn. Oogirritatie, pijn of jeuk in het oog, retinale exsudaten, verminderde visus, tijdelijke blindheid. Oorpijn. Gezwollen gezicht, erythema fixatum. Dysurie, incontinentie. Vaginale afscheiding. Rugpijn, pijn in extremiteiten. Anemie. Hyperglykemie, type 1 diabetes mellitus. Lokaal: hematoom op de injectieplaats.
Verder is gemeld: groeiremming. Verlaging van hemoglobine, neutrofielen en trombocyten.
(infectie met HBV of HCV): Zeer vaak (> 10%): anorexie. Depressie, angst, slapeloosheid, irritatie. Hoofdpijn, duizeligheid, verminderde concentratie. Dyspneu, hoest. Diarree, buikpijn, misselijkheid. Alopecia, jeuk, droge huid, dermatitis. Myalgie, artralgie. Koorts, rillingen, asthenie, vermoeidheid. Reactie op de injectieplaats. Bij HBV monotherapie komen de volgende bijwerkingen minder vaak voor (1-10%): depressie, slapeloosheid, duizeligheid, buikpijn, misselijkheid, diarree, rillingen, irritatie en reactie op de injectieplaats.Vaak (1-10%): infectie van de bovenste luchtwegen, bronchitis, orale candidiasis, herpes simplex, schimmel-, virale en bacteriële infecties. Pijn op de borst, influenza-achtige aandoening, malaise, lethargie, dorst, gewichtsafname. Trombocytopenie, anemie, lymfadenopathie. Tachycardie, palpitaties, perifeer oedeem, opvliegers. Hypothyreoïdie, hyperthyreoïdie. Emotionele stoornissen, stemmingsverandering, agressie, nervositeit, verminderd geheugen, syncope, migraine, hypo-esthesie, hyperesthesie, paresthesie, tremor, smaakstoornis, nachtmerries, slaperigheid. Troebel zien, pijn in het oog, oogontsteking, xeroftalmie. Vertigo, oorpijn. Inspanningsdyspneu, bloedneus, nasofaryngitis, nasale of sinuscongestie, rinitis, keelpijn. Braken, dyspepsie, dysfagie, droge mond, mondulceratie, tandvleesbloeding, tongontsteking, stomatitis, flatulentie. Huiduitslag, urticaria, eczeem, (verergering van) psoriasis, fotosensibilisatie, toegenomen of/en nachtelijk zweten. Artritis, spierzwakte, botpijn, pijn in de rug, hals, en/of skeletspieren, spierkrampen. Impotentie, verminderd libido. Verhoogd ALAT.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Hypertensie. Piepende ademhaling, pneumonie. Huidinfectie, ontsteking van de schildklier, sarcoïdose. Diabetes mellitus. Leverdisfunctie, hepatisch neoplasma. Gastro-intestinale bloeding. Suïcideneiging, hallucinaties. Perifere neuropathie. Retinale bloeding. Verlies van het gehoor.
Zelden (0,01-0,1%): pancytopenie. Anafylaxie, systemische lupus erythematodes, reumatoïde artritis. Diabetische ketoacidose. Myocardinfarct, congestief hartfalen, cardiomyopathie, angina pectoris, aritmieën waaronder atriumfibrilleren en supraventriculaire tachycardie, pericarditis, endocarditis. Interstitiële pneumonitis (incl. fataal verloop), pulmonale embolie. Peptisch ulcer, pancreatitis. Leverfalen, cholangitis, hepatische steatose. Cerebrale hemorragie, coma, convulsies, aangezichtsverlamming. Optische neuropathie, papiloedeem, retinale vasculaire aandoening, retinopathie, corneaal ulcer. Otitis externa. Nierinsufficiëntie. Myositis. Vasculitis. Suïcide, psychotische stoornis.
Zeer zelden (< 0,01%): aplastische anemie. Idiopathische of trombotische trombocytopenische purpura. Verlies van het gezichtsvermogen. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, angio-oedeem, erythema multiforme.
Verder zijn gemeld: sepsis, leukopenie, neutropenie (matig; 0,75 tot 0,5 × 109 en ernstig; < 0,5 × 109 in 24% resp. 5% van de patiënten bij combinatietherapie met ribavirine. Ernstig ca. 11% bij HIV-HCV positieve patiënten), lymfopenie, vorming van neutraliserende anti–interferon antilichamen (dit correleert bij geen van beide indicaties met een gebrek aan therapeutische respons), 'pure red cell aplasia', afstoting van lever- en niertransplantaat. Manie, bipolaire stoornissen, moordneiging. Sereuze netvliesloslating. Cerebrale ischemie, perifere ischemie, ischemische colitis. Rabdomyolyse. Tongpigmentatie. Verhoogd bilirubine, verstoring van de elektrolytenbalans (hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie), hyperglykemie, hypoglykemie en verhoogde triglyceriden. Het Vogt-Koyanagi-Haradasyndroom (VKH of uveo-encefalitis) is gemeld bij patiënten met chronische hepatitis C die werden behandeld met interferon; bij vermoeden van het VKH-syndroom antivirale therapie staken.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Toepassing bij kinderen resulteert in gewichtsverlies en groeiremming. Bij een aantal patiënten keerde de groei (6 jaar na de behandeling) terug op hun baseline groeicurve. De hoeveelheid beschikbare gegevens is niet voldoende om te kunnen concluderen dat de groeiremming altijd omkeerbaar is. Er zijn geen gegevens over de langetermijneffect op de seksuele rijping. Deze nadelige effecten vóór de behandeling afwegen tegen de ziektekarakteristieken van het kind zoals bewijs van ziekteprogressie (zichtbare fibrose), comorbiditeiten die de ziekte mogelijk nadelig beïnvloeden (zoals een HIV co-infectie) en prognostische factoren voor een respons (zoals HCV genotype en 'viral load'). Indien mogelijk het kind ná de puberale groeispurt behandelen.
Peginterferon α-2a is niet onderzocht bij patiënten met gedecompenseerde cirrose (Child-Pughscore ≥ 7) en bij patiënten met een (lever)transplantatie. Afstotingen van lever– en niertransplantaten zijn gemeld.
Bij patiënten die tevens zijn geïnfecteerd met HIV en die behandeld worden met cART (HAART), is er meer kans op het ontstaan van lactaatacidose. Bij patiënten met een co-infectie en met een voortgeschreden cirrose, is er meer kans op het ontstaan van (mogelijk fatale) leverdecompensatie bij gebruik van ribavirine in combinatie met interferon. Controleer nauwgezet op tekenen van leverdecompensatie; bij leverdecompensatie de behandeling niet starten/onmiddellijk staken. Bij HCV/HIV co-infectie zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen en bij een CD4-aantal < 200 × 106/liter.
Vóór de behandeling de TSH-en T4–spiegels, glucosegehalte, trombocytenaantal en neutrofielenaantal controleren. De behandeling pas starten indien het trombocytenaantal ≥ 90 × 109 is, het absolute neutrofielenaantal ≥ 1,5 × 109 is en de overige waarden (stabiel) binnen de normale grenzen liggen. Vóór de behandeling tevens standaard bloedbeeld, leverenzymwaarden, en serumbilirubine bepalen.
Na 2 en na 4 weken de hematologische testen herhalen en na 4 weken de biochemische testen; daarna de testen periodiek en op indicatie uitvoeren. Tijdens de therapie de TSH-waarde bepalen indien klinisch aangewezen. Indien toename in de ALAT-spiegels ondanks dosisverlaging progressief, én klinisch significant is of gepaard gaat met verhoogde waarden van direct bilirubine, de therapie staken. De therapie ook staken bij ontstaan van aanwijzingen voor leverdecompensatie en bij oncontroleerbare diabetes, hypo- of hyperglykemie. De hematologische veranderingen die kunnen optreden (leukopenie, neutropenie, lymfopenie, trombocytopenie en daling van hemoglobine), treden doorgaans binnen 2 weken op. Een voortschrijdende daling na 8 weken van therapie komt niet vaak voor. De daling is reversibel na verlaging van de dosis of afbreken van de therapie, waarbij bij de meerderheid van de patiënten de waarden terug zijn op de uitgangswaarden ca. 4–8 weken na het staken van de therapie.
In tegenstelling tot bij chronische hepatitis C zijn bij chronische hepatitis B exacerbaties van de ziekte (met tijdelijke en mogelijk significante verhogingen (> 10× ULN) van serum ALAT) tijdens de therapie niet ongebruikelijk; de leverfunctie frequenter controleren en dosisverlaging of tijdelijke onderbreking van de behandeling overwegen, tot de verhoging afneemt. De therapie niet starten indien de uitgangswaarde van het ALAT > 10× ULN is.
Behandeling met interferon α wordt in verband gebracht met hypertensie, hartritmestoornissen, hartfalen, pijn op de borst en myocardinfarct. Bij bestaande cardiale afwijkingen vóór de behandeling een ECG uitvoeren. Bij verslechtering van de cardiovasculaire status, de behandeling onderbreken of definitief staken.
Vóór de behandeling bij alle patiënten een oogonderzoek laten uitvoeren. Bij vermindering of verlies van gezichtsvermogen tijdens de therapie direct een volledig oogonderzoek laten uitvoeren. Bij reeds bestaande oogaandoeningen regelmatig oogonderzoek laten uitvoeren. Bij verergering van bestaande oogaandoeningen of bij het ontstaan van nieuwe oogaandoeningen de therapie definitief staken.
Tijdens de behandeling kunnen (ernstige) effecten op het centraal zenuwstelsel optreden. Depressie, suïcidale gedachten en pogingen tot suïcide zijn ook (zelfs tot 6 mnd.) na staken van de behandeling nog waargenomen. Controleer alle patiënten nauwgezet op tekenen of symptomen van psychiatrische aandoeningen. Patiënten met een stoornis in het gebruik van middelen (bv. alcohol en cannabis) hebben meer kans op het ontwikkelen van, of op verergering van bestaande psychiatrische stoornissen. Als de behandeling met peginterferon α bij deze patiënten nodig wordt geacht; controleer op de aanwezigheid van andere psychiatrische co-morbiditeiten en de kans op (andere) verslavingen. Overweeg indien nodig een interdisciplinaire aanpak met een psychiatrisch zorgverlener of verslavingsspecialist om de patiënt te evalueren, behandelen en te volgen. Bij (her)optreden van psychiatrische stoornissen en middelengebruik is vroege (psychiatrische) interventie aanbevolen. Wanneer symptomen aanhouden of verergeren of wanneer suïcidale gedachten ontstaan, de behandeling met peginterferon α+ribavirine staken. Wees zeer voorzichtig bij bestaande of een voorgeschiedenis van ernstige psychiatrische aandoeningen (zie ook onder Contra-indicaties) en start bij deze patiënten alleen een behandeling als therapeutische behandeling van de psychiatrische aandoening verzekerd is.
Bij persisterende koorts, andere oorzaken – voornamelijk ernstige infecties – dan de toediening van peginterferon α-2a uitsluiten, vooral bij patiënten met neutropenie. Bij koorts, hoest, dyspneu of andere respiratoire symptomen een X-thorax maken. Bij persisterende of onverklaarbare longinfiltraten of een verminderde longfunctie, de behandeling staken. Ernstige infecties (bacterieel, viraal of door schimmel) en sepsis zijn gemeld; bij optreden hiervan onmiddellijk starten met anti-infectieve therapie en staken van de interferontherapie overwegen.
Wees voorzichtig bij psoriasis (in de voorgeschiedenis); bij nieuwe of verergering van psoriasislaesies overwegen de behandeling te staken. Bij behandeling met α-interferonen kunnen auto-antilichamen ontstaan. Wees voorzichtig bij patiënten met onderliggende auto-immuunziekten of met een klinische voorgeschiedenis ervan; bij tekenen of symptomen van auto-immuunziekten evalueren of voortgezette behandeling geïndiceerd is. Bij vermoeden van het ontstaan van het syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (VKH; granulomateuze inflammatoire ziekte van de ogen, het gehoorsysteem, het hersenvlies en de huid) de behandeling staken en een behandeling met glucocorticoïden overwegen.
Vanwege het optreden van dentale en parodontale aandoeningen, dient het gebit tweemaal per dag gepoetst en regelmatig gecontroleerd te worden. In geval van braken de mond daarna grondig spoelen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Peginterferon alfa 2a remt CYP1A2.
Interacties (peg)Interferon alfa.
Relevant: de plasmaconcentratie van theofylline stijgt.
Combinatie met telbivudine is gecontraïndiceerd. In een studie bleek een verhoogd risico op perifere neuropathie bij combinatie met telbivudine. Bovendien is het voordeel van combinatie van interferonen met telbivudine niet vastgesteld.
Niet relevant: de AUC van melfalan kan toenemen.
De klaring van fluorouracil kan afnemen.
Niet beoordeeld: bij patiënten met HCV-HIV co-infectie en gevorderde cirrose die cART krijgen, kan het risico op leverdecompensatie en lactaatacidose toenemen als ze worden behandeld met (peg)interferon alfa plus ribavirine.
De beenmergtoxiciteit van myelosuppressieve stoffen (zoals oncolytica, ribavirine en zidovudine) kan worden versterkt.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
KOLONIESTIMULERENDE FACTOREN | ||
---|---|---|
Neupogen G-CSF, Tevagrastim, Nivestim, Zarzio, Accofil
|
L03AA02 | |
Lonquex
|
L03AA14 |
INTERFERONEN | ||
---|---|---|
IntronA
|
L03AB05 | |
Pegintron
|
L03AB10 |
OVERIGE IMMUNOSTIMULANTIA | ||
---|---|---|
Copaxone
|
L03AX13 | |
L03AX15 | ||
Mozobil
|
L03AX16 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.