Selectieve bètablokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd.
Uit de studie van Tabbutt et al lijkt de klaring bij pasgeborenen en zuigelingen hoger te zijn dan bij kinderen > 1 jaar, resp. 281 en 126 ml/min/kg.
Bij kinderen 3-16 jaar met supraventriculaire aritmieën is een terminale halfwaardetijd van gemiddeld 6,9 min (range 5,2 – 10,9 min) en een verdelingsvolume van gemiddeld 283 ml/kg beschreven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Inj.vlst. (hydrochloride) 10 mg/ml
Concentraat voor infusievloeistof (hydrochloride) 250 mg/ml, bevat propyleenglycol en ethanol
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Supraventriculaire tachycardie, Peri-operatieve hypertensie en aritmieën |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Dyspnoe, koude acra, provocatie van decompensatio cordis of hypoglykemie (zonder symptomen: cave diabetes patienten) en nachtmerries.
Zeer vaak (> 10%): hypotensie, diaforese.
Vaak (1-10%): reactie op de injectie/infusieplaats. Hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, slaperigheid, asthenie, paresthesie, gebrek aan concentratie. Angst, agitatie, verwardheid, depressie. Anorexie. Misselijkheid, braken.
Soms (0,1-1%): bleekheid, perifere ischemie, bradycardie, hartblok, verhoogde longslagaderdruk, hartfalen, ventriculaire extrasystolen, nodaalritme, angina pectoris, syncope, opvliegers, convulsie, longoedeem. Nasale congestie, dyspneu, bronchospasme. Droge mond, smaakveranderingen, dyspepsie, obstipatie, buikpijn. Urineretentie. Spraakstoornis, visusstoornis. Spierpijn, koorts, koude rillingen.
Zeer zelden (< 0,01%): tromboflebitis en lokale huidnecrose bij extravasatie. Sinuspauze, asystolie (vooral bij ernstige coronaire aandoeningen).
Verder zijn gemeld: (verergering van) psoriasis. Angio-oedeem, urticaria. Hyperkaliëmie, metabole acidose. Versneld idioventriculair ritme, kransslagaderspasme, hartstilstand.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Sinusbradycardie, AV block, hypotensie, astma en decompensatio cordis.
Sick-sinussyndroom, tweede- en derdegraads AV-blok, ernstige AV-nodale geleidingsstoornissen (zonder pacemaker), ernstige hypotensie, cardiogene shock, klinisch relevante sinusbradycardie (< 50 slagen/min). Onbehandeld hartfalen. Pulmonale hypertensie. Onbehandeld feochromocytoom. Acute astma-aanval. Metabole acidose. Overgevoeligheid voor andere β-blokkers.
Grote voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van verapamil (Isoptin) in verband met kans op ernstige hartritmestoornissen. Cave (kortdurende) tensiedaling.
Bij kinderen < 15 kg duurt het herstel na stop van de medicatie langer, circa 15 min. Daling van de bloeddruk met 10-15% kan optreden bij jonge kinderen.
Voorzichtigheid is geboden bij eerstegraads hartblok, Prinzmetal-angina pectoris, hypovolemie, perifere circulatiestoornissen, astma en andere obstructieve longaandoeningen. Bij coronaire hartziekten is extra voorzichtigheid geboden bij staken van de behandeling. Bij gebruik bij supraventriculaire aritmieën is voorzichtigheid geboden bij verstoorde hemodynamica of bij gebruik van medicatie die de perifere weerstand, myocardvulling, myocardcontractiliteit of voortplanting van de elektrische impuls in het myocard vermindert. Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min in rust en de patiënt symptomen van bradycardie ondervindt, de dosering verlagen of de toediening staken. Bij een voorgeschiedenis van psoriasis is terughoudendheid met β-blokkers geboden. Bij eerste tekenen van dreigend hartfalen of bronchospasmen de behandeling met esmolol staken. β-Blokkers kunnen de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactische reacties vergroten. β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate. Tijdens behandeling is voortdurend controle van bloeddruk en ECG aangewezen. Voorzichtigheid is geboden bij een lage systolische bloeddruk vanwege regelmatig optreden van hypotensie bij toediening van esmolol; tijdens een hypotensieve periode de dosering verlagen of de behandeling staken. Hypotensie is meestal reversibel binnen 30 minuten na staken van de toediening. Voorzichtig toepassen bij nierinsufficiëntie. Het wordt aanbevolen de infusie stapsgewijs te beëindigen in verband met het risico van rebound tachycardie. Bij optreden van een infusieplaatsreactie de toedieningsplaats wijzigen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Niet beoordeeld: de esmololconcentratie kan met ong. 50% stijgen door morfine.
Interacties β-Blokkers algemeen
Relevant:
β-Blokkers versterken het effect van: acute hypotensie kan optreden bij combinatie van een niet-selectieve α1A-blokker (alfuzosine, doxazosine, terazosine) met een β-blokker. Dit geldt met name in het begin van de behandeling of bij start van een niet-selectieve α1A-blokker.
Bij combinatie met diltiazem of verapamil kan de remmende werking op de AV-geleiding en de antihypertensieve werking worden versterkt, met als gevolg bradycardie, AV-block en hypotensie. De combinatie wordt in bepaalde gevallen bewust toegepast vanwege het synergistische effect, en wordt bij voorkeur (poli)klinisch ingesteld.
β-Blokkers verminderen het effect van: niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen. Dit is van klinisch belang bij β-sympathicomimetica die bij astma of COPD worden toegepast, zie inleidende tekst Sympathicomimetica met vooral β2-effect.
Overig effect: niet-selectieve β-blokkers, en in mindere mate selectieve β-blokkers, kunnen de verschijnselen van hypoglykemie (bij gebruik van insuline, een sulfonylureumderivaat of repaglinide) maskeren en het herstel uit een hypoglykemie vertragen. Tevens kunnen ze tijdens hypoglykemie ernstige hypertensie veroorzaken. Verder kan de hypoglykemische werking van orale bloedglucoseverlagende middelen afnemen, omdat β-blokkers de door deze middelen geïnduceerde insulinesecretie uit het pancreas remmen. Een niet-selectieve β-blokker wordt bij voorkeur vermeden, maar dit is niet altijd mogelijk. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.
β-Blokkers antagoneren de β-mimetische werking van adrenaline. Deze interactie is vooral gemeld voor niet-selectieve β-blokkers en (vrijwel) niet voor selectieve β-blokkers. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.
NSAID's kunnen de antihypertensieve werking van de β-blokker verminderen; bij NSAID-gebruik tot 2 weken is dit effect weinig relevant. Bij overige indicaties van een β-blokker, zoals angina pectoris of tremor, is interactie met NSAID's niet beschreven.
Bij combinatie van een niet-selectieve β-blokker met clonidine kan paradoxale hypertensie optreden. Bovendien kan 'rebound'-hypertensie optreden bij staken van clonidine in aanwezigheid van een β-blokker. Bij staken van clonidine dient daarom eerst de β-blokker (tijdelijk) te worden gestaakt voordat het gebruik van clonidine geleidelijk wordt gestaakt.
Niet relevant:
Fingolimod verlaagt de hartslag; bij combinatie met een β-blokker kan de hartslag extra verlagen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met de selectieve α1A-blokkers silodosine en tamsulosine en voor interactie van selectieve β-blokkers met β-sympathicomimetica (bij astma of COPD).
Niet beoordeeld:
Antacida kunnen de absorptie van atenolol en propranolol verminderen en de absorptie van metoprolol verhogen. Een interval van 2 uur tussen het innemen wordt aanbevolen.
Fenobarbital, primidon en rifampicine versterken het metabolisme in de lever van β-blokkers die voornamelijk door de lever worden gemetaboliseerd.
De β-mimetische werking van dopamine, efedrine en noradrenaline wordt geantagoneerd. Hierdoor blijft alleen de α-mimetische werking van deze stoffen over, waardoor hypertensie en reflexbradycardie kunnen optreden.
Cimetidine remt het metabolisme van propranolol, labetalol en metoprolol en andere β-blokkers die door de lever worden gemetaboliseerd.
Hydralazine en alcohol verhogen de plasmaconcentratie van propranolol en andere β-blokkers die in de lever worden gemetaboliseerd.
Kinidine remt het metabolisme van een aantal β-blokkers, zoals carvedilol, metoprolol, nebivolol en propranolol. Bij combinatie van kinidine met één van deze β-blokkers kunnen bradycardie, verminderde hartfunctie en aritmie optreden.
De β-blokkers kunnen het metabolisme van lidocaïne remmen. Het effect zou groter zijn bij lipofiele β-blokkers. Lidocaïne kan het negatief-inotrope effect van propranolol en mogelijk ook van andere β-blokkers versterken.
β-blokkers kunnen ook het metabolisme van theofylline remmen. Verder heeft theofylline enige antagonistische farmacologische effecten.
Combinatie met digoxine kan leiden tot een verlengde AV-geleidingstijd en bradycardie.
Er zijn aanwijzingen dat gebruik van β-blokkers het risico op een anafylactoïde reactie door intraveneuze contrastmiddelen kan verhogen.
Inhalatie-anaesthetica kunnen het negatief-inotrope effect versterken.
Combinatie met amiodaron kan ritme- en geleidingsstoornissen veroorzaken, mogelijk door verhoging van de plasmaconcentratie of door additieve farmacodynamische effecten.
Combinatie van flecaïnide met propranolol kan tot verhoging van de plasmaconcentratie van beide stoffen leiden, met als gevolg versterking van het negatief-inotrope effect. In combinatie met sotalol is bradycardie en AV-block gemeld.
Gelijktijdig gebruik van donepezil, galantamine of rivastigmine kan het risico op bradycardie verhogen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
NIET-SELECTIEVE BETA-BLOKKERS | ||
---|---|---|
Hemangiol
|
C07AA05 | |
Sotacor
|
C07AA07 |
SELECTIEVE BETA-BLOKKERS | ||
---|---|---|
C07AB03 | ||
Emcor
|
C07AB07 | |
Selokeen
|
C07AB02 |
ALFA- EN BETA-BLOKKERS | ||
---|---|---|
C07AG02 | ||
Trandate
|
C07AG01 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.