Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Atenolol

Stofnaam
Atenolol
Merknaam
ATC code
C07AB03

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Hydrofiele selectieve β1-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA) of membraanstabiliserende eigenschappen. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd en treedt een antihypertensief effect op. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. 

Farmacokinetiek bij kinderen

Eliminatie halfwaardetijd bij kinderen ouder dan 5 jaar bedraagt gemiddeld tussen de 3.5 – 7 uur (Buck et al). Bij neonaten tussen 10.5 – 34.6 uur (Rubin et al).

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Label dosisadvies Kinderformularium

Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Niet geregistreerd voor kinderen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Minitablet 1 mg
Tablet 12,5 mg (doorgeleverde bereiding) 25 mg, 50 mg, 100 mg
Drank 1 mg/ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Doseringen

Hypertensie, supraventriculaire aritmieën, Marfan syndroom
Hemangiomen

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Aanpassingen als volgt:

GFR 50-80 ml/min/1.73 m2
Aanpassing niet nodig.
GFR 30-50 ml/min/1.73 m2
Aanpassing niet nodig.
GFR 10-30 ml/min/1.73 m2
50 % van normale keerdosis en interval tussen twee doseringen: 12 tot 24 uur
GFR < 10 ml/min/1.73 m2
Een algemeen advies kan niet worden gegeven

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Bijwerkingen bij kinderen

Dyspnoe, koude acra, provocatie van decompensatio cordis of hypoglykemie (zonder symptomen: cave diabetes patienten)en nachtmerries. Weinig centrale bijwerkingen.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Vaak (1–10%): bradycardie. Koude of cyanotische extremiteiten. Maag-darmklachten, zoals misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Vermoeidheid. Overmatig zweten.

Soms (0,1–1%): hallucinaties, psychosen, verwardheid, stemmingsveranderingen, depressie, nachtmerries, slaapstoornissen, angst. Hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie. Syncope. Verhoging van transaminasen.

Zelden (0,01–0,1%): (orthostatische) hypotensie, fenomeen van Raynaud, verergering van claudicatio intermittens. Trage AV-geleiding, toename AV-blok, hartfalen. Visusstoornissen, droge ogen. Bronchospasmen (bij astmatische klachten in de anamnese). Droge mond. Hepatotoxiciteit (intrahepatische cholestase). Huiduitslag (psoriasisachtige huidreacties, purpura), verergering van psoriasis, alopecia. Impotentie. Trombocytopenie, leukopenie.

Zeer zelden (< 0,01%): toename van antinucleaire antilichamen.

Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties, zoals urticaria, exantheem en angio–oedeem. Lupusachtig syndroom. Stijging van de lipidenconcentratie. Conjunctivitis. Spierzwakte, spierkramp. Maskeren van de adrenerge symptomen van hypoglykemie en thyreotoxicose.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Contraindicaties bij kinderen

Sinusbradycardie, AV-block, hypotensie, astma.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • sick-sinussyndroom;
  • tweede- en derdegraads AV-blok;
  • cardiogene shock;
  • klinisch relevante sinusbradycardie (<45–50 slagen/min voor het begin van de behandeling);
  • onbehandeld hartfalen;
  • hypotensie;
  • ernstige perifere circulatiestoornissen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • metabole acidose.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Grote voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van verapamil (Isoptin) in verband met de kans op hartritmestoornissen. Bij hypertensie beginnen met een lage dosis en ophogen op geleide van bloeddruk. Na een half jaar succes dosis proberen te halveren. De dosering altijd uitsluipen.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Voorzichtig bij chronische obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, ouderen, myasthenia gravis en perifere circulatiestoornissen (fenomeen van Raynaud).

Tevens voorzichtig zijn bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen doen toenemen.

Bij een voorgeschiedenis van psoriasis terughoudend zijn met β-blokkers.

Therapie onder controle van de polsslag instellen (bv. 1×/w. gedurende 3–4 weken). Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 45-50 slagen/min) de toediening staken.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyreoïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.

Bij onderbreking van de therapie met een β-blokker vanwege een operatieve ingreep, de β-blokker minimaal 24 uur voor de ingreep stoppen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties  β-Blokkers algemeen

Relevant:

β-Blokkers versterken het effect van: acute hypotensie kan optreden bij combinatie van een niet-selectieve α1A-blokker (alfuzosine, doxazosine, terazosine) met een β-blokker. Dit geldt met name in het begin van de behandeling of bij start van een niet-selectieve α1A-blokker.

Bij combinatie met diltiazem of verapamil kan de remmende werking op de AV-geleiding en de antihypertensieve werking worden versterkt, met als gevolg bradycardie, AV-block en hypotensie. De combinatie wordt in bepaalde gevallen bewust toegepast vanwege het synergistische effect, en wordt bij voorkeur (poli)klinisch ingesteld.

β-Blokkers verminderen het effect van: niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen. Dit is van klinisch belang bij β-sympathicomimetica die bij astma of COPD worden toegepast, zie inleidende tekst Sympathicomimetica met vooral β2-effect.

Overig effect: niet-selectieve β-blokkers, en in mindere mate selectieve β-blokkers, kunnen de verschijnselen van hypoglykemie (bij gebruik van insuline, een sulfonylureumderivaat of repaglinide) maskeren en het herstel uit een hypoglykemie vertragen. Tevens kunnen ze tijdens hypoglykemie ernstige hypertensie veroorzaken. Verder kan de hypoglykemische werking van orale bloedglucoseverlagende middelen afnemen, omdat β-blokkers de door deze middelen geïnduceerde insulinesecretie uit het pancreas remmen. Een niet-selectieve β-blokker wordt bij voorkeur vermeden, maar dit is niet altijd mogelijk. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.

β-Blokkers antagoneren de β-mimetische werking van adrenaline. Deze interactie is vooral gemeld voor niet-selectieve β-blokkers en (vrijwel) niet voor selectieve β-blokkers. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.

NSAID's kunnen de antihypertensieve werking van de β-blokker verminderen; bij NSAID-gebruik tot 2 weken is dit effect weinig relevant. Bij overige indicaties van een β-blokker, zoals angina pectoris of tremor, is interactie met NSAID's niet beschreven.

Bij combinatie van een niet-selectieve β-blokker met clonidine kan paradoxale hypertensie optreden. Bovendien kan 'rebound'-hypertensie optreden bij staken van clonidine in aanwezigheid van een β-blokker. Bij staken van clonidine dient daarom eerst de β-blokker (tijdelijk) te worden gestaakt voordat het gebruik van clonidine geleidelijk wordt gestaakt.

Niet relevant:
Fingolimod verlaagt de hartslag; bij combinatie met een β-blokker kan de hartslag extra verlagen.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met de selectieve α1A-blokkers silodosine en tamsulosine en voor interactie van selectieve β-blokkers met β-sympathicomimetica (bij astma of COPD).

Niet beoordeeld:
Antacida kunnen de absorptie van atenolol en propranolol verminderen en de absorptie van metoprolol verhogen. Een interval van 2 uur tussen het innemen wordt aanbevolen.

Fenobarbital, primidon en rifampicine versterken het metabolisme in de lever van β-blokkers die voornamelijk door de lever worden gemetaboliseerd.

De β-mimetische werking van dopamine, efedrine en noradrenaline wordt geantagoneerd. Hierdoor blijft alleen de α-mimetische werking van deze stoffen over, waardoor hypertensie en reflexbradycardie kunnen optreden.

Cimetidine remt het metabolisme van propranolol, labetalol en metoprolol en andere β-blokkers die door de lever worden gemetaboliseerd.

Hydralazine en alcohol verhogen de plasmaconcentratie van propranolol en andere β-blokkers die in de lever worden gemetaboliseerd.

Kinidine remt het metabolisme van een aantal β-blokkers, zoals carvedilol, metoprolol, nebivolol en propranolol. Bij combinatie van kinidine met één van deze β-blokkers kunnen bradycardie, verminderde hartfunctie en aritmie optreden.

De β-blokkers kunnen het metabolisme van lidocaïne remmen. Het effect zou groter zijn bij lipofiele β-blokkers. Lidocaïne kan het negatief-inotrope effect van propranolol en mogelijk ook van andere β-blokkers versterken.

β-blokkers kunnen ook het metabolisme van theofylline remmen. Verder heeft theofylline enige antagonistische farmacologische effecten.

Combinatie met digoxine kan leiden tot een verlengde AV-geleidingstijd en bradycardie.

Er zijn aanwijzingen dat gebruik van β-blokkers het risico op een anafylactoïde reactie door intraveneuze contrastmiddelen kan verhogen.

Inhalatie-anaesthetica kunnen het negatief-inotrope effect versterken.

Combinatie met amiodaron kan ritme- en geleidingsstoornissen veroorzaken, mogelijk door verhoging van de plasmaconcentratie of door additieve farmacodynamische effecten.

Combinatie van flecaïnide met propranolol kan tot verhoging van de plasmaconcentratie van beide stoffen leiden, met als gevolg versterking van het negatief-inotrope effect. In combinatie met sotalol is bradycardie en AV-block gemeld.

Gelijktijdig gebruik van donepezil, galantamine of rivastigmine kan het risico op bradycardie verhogen.

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

NIET-SELECTIEVE BETA-BLOKKERS

Propranolol

Hemangiol
C07AA05

Sotalol

Sotacor
C07AA07
SELECTIEVE BETA-BLOKKERS

Bisoprolol

Emcor
C07AB07
C07AB09

Metoprolol

Selokeen
C07AB02
ALFA- EN BETA-BLOKKERS
C07AG02

Labetalol

Trandate
C07AG01

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Referenties

  1. Rademaker C.M.A. et al, Geneesmiddelen-Formularium voor Kinderen, 2007
  2. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 11-6-2021
  3. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 1-7-2021
  4. National High Blood Pressure Education Program Working Group on High Blood Pressure in Children and Adolescents., The fourth report on the diagnosis, evaluation, and treatment of high blood pressure in children and adolescents., Pediatrics, 2004, Aug;114(2 Suppl 4th Report), 555-76
  5. Ko JK, et al, Long-term efficacy of atenolol for atrioventricular reciprocating tachycardia in children less than 5 years old, Pediatr Cardiol, 2004, Mar-Apr;25(2), 97-101
  6. Mehta AV, et al, Long-term efficacy and safety of atenolol for supraventricular tachycardia in children, Pediatr Cardiol, 1996, Jul-Aug;17(4), 231-6
  7. Trippel DL, et al, Atenolol in children with ventricular arrhythmias, Am Heart J, 1990, Jun;119(6), 1312-6
  8. Buck ML, et al, Pharmacokinetics and pharmacodynamics of atenolol in children, Clin Pharmacol Ther., 1989, Dec;46(6, 629-33
  9. Trippel DL, et al, Atenolol in children with supraventricular tachycardia, Am J Cardiol, 1989, Jul 15;64(3), 233-6
  10. Rubin PC, et al, Atenolol elimination in the neonate, Br J Clin Pharmacol, 1983, Dec;16(6), 659-62
  11. Lacro RV et al., Atenolol versus losartan in children and young adults with Marfan’s syndrome, N Eng J Med, 2014, Nov;371(22), 2061-71
  12. Ábarzúa-Araya A, et al, Atenolol versus propranolol for the treatment of infantile hemangiomas: a randomized controlled study, J Am Acad Dermatol, 2014, Jun;70(6), 1045-9
  13. Raphaël MF, et al, Atenolol: a promising alternative to propranolol for the treatment of hemangiomas., J Am Acad Dermatol, 2011, 2011, Aug;65(2), 420-1
  14. Lurbe E, et al, Management of high blood pressure in children and adolescents: recommendations of the European Society of Hypertension, J Hypertens, 2009, Sep;27(9), , 1719-42
  15. Ruitenberg G et al, Ulcerated infantile haemangiomas: the effect of the selective beta-blocker atenolol on wound healing, Br J Dermatol, 2016, 175, 1357-1360
  16. Di Salvo G, et al. , Atenolol vs enalapril in young hypertensive patients after successful repair of aortic coarctation, J Hum Hypertens, 2016, 30, 363-7
  17. Bayart CB, et al. , Atenolol versus propranolol for treatment of infantile hemangiomas during the proliferative phase: a retrospective noninferiority study, Pediatr Dermatol , 2017, 34, 413-21
  18. Tasani M, et al., Atenolol treatment for infantile haemangioma, Br J Dermatol, 2017, 176, 1400-2
  19. Calderón-Castrat X, et al., Oral Atenolol for Infantile Hemangioma: Case Series of 46 Infants., Actas Dermosifiliogr, 2020, 111(1), 59-62

Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.

Wijzigingen

  • 14 oktober 2015 09:53: De beschikbare literatuur voor de toepassing van atenolol bij kinderen is opnieuw beoordeeld. Dit heeft geleid tot een wijziging in de dosering bij de indicatie hypertensie, supraventriculaire aritmien, marfan syndroom en de toevoeging van de indicatie hemangiomen.

Wijzigingen