Hartglycoside. Digoxine vergroot de contractiekracht van het hart (positief-inotroop), verlaagt de hartfrequentie (negatief-chronotroop) en vertraagt de AV-geleiding (negatief-dromotroop).
De positief-inotrope werking wordt veroorzaakt door remming van adenosinetrifosfatase waardoor de natrium-kalium-uitwisseling geremd wordt. Inactivering van deze natriumkaliumpomp verhoogt de concentratie intracellulaire natriumionen en verlaagt de concentratie intracellulaire kaliumionen; deze effecten liggen waarschijnlijk ten grondslag aan de directe elektrofysiologische en toxische werking van digoxine. Remming van het Na-K-transportsysteem gaat samen met een stijging van de cellulaire influx van calciumionen (door de natrium-calciumuitwisselaar), wat de beschikbaarheid van calcium verhoogt op het tijdstip van de excitatie-contractie koppeling waardoor de contractiekracht en contractiesnelheid van het hart toenemen.
De negatief chronotrope en dromotrope effecten berusten op versterking van de werking van de nervus vagus op het hart. Vanwege deze eigenschappen wordt digoxine toegepast bij atriumfibrilleren of atriumflutter met een hoge ventrikelfrequentie. Verder versterkt het de contractiekracht van het hart (positief-inotroop effect), waardoor het slagvolume en het hartminuutvolume worden vergroot en de hartfrequentie afneemt, de verhoogde centraal-veneuze druk daalt en het vergrote hart kleiner wordt; van deze effecten wordt gebruik gemaakt bij hartfalen.
Smalle therapeutische breedte. Voor snel effect is, gezien de lange halfwaardetijd, opladen noodzakelijk. Steady state wordt zonder opladen na ongeveer 10 dagen bereikt.
Biologische beschikbaarheid na orale toediening ongeveer 67 %.
De volgende klaring-waarden werden gevonden:
- Kinderen 1 week: 32 ± 7 ml/min/1,73 m2
- Kinderen 3 maanden: 65,6 ± 30 ml/min/1,73 m2
- Kinderen 12 maanden: 88 ± 43 ml/min/1,73 m2
Drank 0.05 mg/ml
Inj.vlst. 0.25 mg/ml
Tablet 0.125 mg, 0.25 mg, 62.5 µg
Supraventriculaire ritmestoornissen en decompensatio cordis |
---|
|
Digoxine bij kinderen < 10 jaar
GFR 10-50 ml/min/1,73m2:
- geef een normale oplaaddosis
-initiële onderhoudsdosering na opladen: 100% van de normale onderhoudsdosis en interval tussen twee doseringen: 24 uur
- vervolgens dosering aanpassen op geleide van het klinische beeld en digoxinespiegel
GFR < 10 ml/min/1,73m2:
- een algemeen advies wordt niet gegeven
Let op: Bij een verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd verlengd, het duurt langer voordat de steady-state is bereikt. Bepaal wekelijks de digoxinespiegel totdat de steady-state is bereikt.
Digoxine bij kinderen ≥ 10 jaar
GFR 10-50 ml/min/1,73m2:
-geef een normale oplaaddosis.
-initiële onderhoudsdosering na opladen: 0.125 mg/dag
-vervolgens dosering aanpassen op geleide van het klinische beeld en de digoxinespiegel
GFR < 10 ml/min/1,73m2:
-een algemeen advies wordt niet gegeven
Let op: Bij een verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd verlengd, het duurt langer voordat de steady-state is bereikt. Bepaal wekelijks de digoxinespiegel totdat de steady-state is bereikt.
Informatie
Bij verminderde nierfunctie neemt de renale excretie van digoxine af, waardoor de digoxinespiegel kan stijgen tot toxische waarden.
De therapeutische serumconcentratie van digoxine ligt idealiter tussen 0.8 microg/l en 2.0 microg/l. Bij serumconcentratie hoger dan 3.0 microg/l neemt het risico op bijwerkingen van digoxine snel toe. Verschijnselen hiervan zijn gastro-intestinale klachten (misselijkheid, anorexie, braken), stoornissen van het centraal zenuwstelsel (verwarring, hallucinaties, duizeligheid, veranderingen in kleuren zien, wazig zien) en hartritmestoornissen.
De therapeutische breedte van digoxine is gering. Bijwerkingen die optreden zijn over het algemeen een teken van overdosering. De verschijnselen kunnen worden verdeeld in:
Vaak (1-10%): duizeligheid, zenuwstelselaandoening. Verminderd zicht, wazig/geel zien. Aritmie, geleidingsstoornis, bigeminie, trigeminie, verlenging van het PR–interval, sinusbradycardie. Misselijkheid, braken, diarree. Urticariële of scarlatineuze huiduitslag, soms in combinatie met duidelijke eosinofilie.
Soms (0,1-1%): depressie.
Zeer zelden (< 0,01%): trombocytopenie. Verminderde eetlust. Psychotische stoornis, apathie, verwardheid. Hoofdpijn. Supraventriculaire tachyaritmie, waaronder atriale tachycardie met of zonder AV–blok, supraventriculaire tachycardie, ventriculaire aritmie, ventriculaire extrasystolen, ST–segmentdepressie. Intestinale ischemie, maag-darmstelselnecrose. Gynaecomastie (bij langdurige toediening). Vermoeidheid, malaise, asthenie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
De toxiciteit wordt versterkt door hypokaliëmie, voorzichtigheid is geboden met combinatie met diuretica. Met name bij neonaten (prematuren en a terme) is cumulatie door vertraagde excretie van digoxine mogelijk, omdat de nierfunctie nog niet goed ontwikkeld is.
Smalle therapeutische breedte: spiegelbepalingen zijn noodzakelijk. Bloedmonsters welke zijn afgenomen binnen 8 uur na inname, kunnen niet worden geïnterpreteerd.
Controleer regelmatig serumelektrolyten en nierfunctie.
De gevoeligheid van het hart voor hartglycosiden wordt vergroot door hypokaliëmie, ernstige respiratoire aandoeningen (hypoxie), hypomagnesiëmie en een sterke mate van hypercalciëmie.
Een lagere begin- en onderhoudsdosering moet worden overwogen bij ouderen, bij verminderde nierfunctie en verminderde schildklierfunctie.
Pas bij patiënten met een schildklieraandoening de dosering aan. Patiënten met hypothyroïdie zijn gevoeliger, patiënten met hyperthyroïdie zijn minder gevoelig voor digoxine. Verlaag tijdens de behandeling van thyrotoxicose de dosering naarmate de thyrotoxicose onder controle gebracht wordt.
Aritmieën kunnen worden versneld door een digoxine-intoxicatie en deze kunnen soms gelijkenis vertonen met de aritmieën waarvoor digoxine gebruikt wordt (bv. atriale tachycardie met variërend AV-blok wat op atriumfibrilleren kan lijken),
Houd rekening met het optreden van aritmieën bij gebruik van digoxine direct na een myocardinfarct, met name bij aanwezigheid van hypokaliëmie en/of hemodynamische instabiliteit,
Bij sicksinussyndroom kan digoxine sinusbradycardie veroorzaken of verergeren, of sinoatriaal blok veroorzaken.
Grote voorzichtigheid is geboden bij elektrische cardioversie: staak bij voorkeur 24 uur van tevoren de toediening van digoxine. De kans op gevaarlijke aritmieën met gelijkstroom cardioversie is aanzienlijk verhoogd bij digitalis-intoxicatie en is evenredig met de gebruikte energie bij cardioversie; pas de laagst werkzame hoeveelheid energie toe.
Snelle intraveneuze injectie kan vasoconstrictie veroorzaken wat tot hypertensie en/of verminderde coronaire doorstroming leidt. Daarom is een langzame injectie extra belangrijk bij hypertensief hartfalen of na een acuut myocardinfarct.
Vermijd bij voorkeur behandeling van hartfalen ten gevolge van cardiale amyloïdose; indien alternatieve behandelingen onmogelijk zijn, kan digoxine toegepast worden om bij amyloïdose van het hart en atriumfibrilleren de ventrikelsnelheid te beheersen.
Pas digoxine niet toe bij myocarditis vanwege het risico op vasoconstrictie.
Pas digoxine niet toe bij constrictieve pericarditis, tenzij om de ventrikelsnelheid gedurende atriumfibrilleren te reguleren of om de systolische disfunctie te verbeteren.
Bij behandeling van beriberi hartziekte tevens de onderliggende thiaminedeficiëntie behandelen.
Bepaling van de serumspiegel met digoxine kan met radio-immunoassay; minimaal 6 uur na inname bloed afnemen.
Therapeutische doses digoxine kunnen op het ECG leiden tot verlenging van het PQ-interval en verlaging van het ST-segment. Digoxine kan fout-positieve ST-T-veranderingen veroorzaken bij inspanningstesten. Deze veranderingen zijn te verwachten effecten van het middel en hoeven geen indicatie voor digoxine-intoxicatie te zijn.
Digoxine is substraat voor de transporter P-gp.
Relevant:
Absorptie: de absorptie neemt af bij gelijktijdig innemen met colestyramine. Digoxine moet ten minste 4 uur vóór colestyramine worden ingenomen.
Afname digoxine: de concentratie daalt door P-gp-inductoren (carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, hypericum, primidon, rifampicine), penicillamine en oraal toegediend sulfasalazine.
Toename digoxine: de concentratie stijgt door P-gp-remmers, capmatinib, chloroquine, claritromycine, diltiazem, bepaalde HCV-middelen (ledipasvir/sofosbuvir, glecaprevir/pibrentasvir), bepaalde HIV-middelen (cobicistat, darunavir, rilpivirine), hydroxychloroquine, lapatinib, propafenon, tucatinib of vemurafenib. Bij combinatie met amiodaron kan bovendien de onderdrukking van de sinusknoop door beide stoffen additief zijn met als gevolg bradycardie. Bij combinatie met diltiazem of verapamil kan de vertraging van de atrioventriculaire geleiding additief zijn; deze combinatie wordt vaak bewust voorgeschreven bij atriumfibrilleren.
Niet relevant:
Afname digoxine: de concentratie en AUC dalen door bosentan.
De AUC van oraal toegediend digoxine kan afnemen door antacida, bleomycine, cyclofosfamide, cytarabine, doxorubicine, melfalan, procarbazine en vincristine.
Toename digoxine: de concentratie stijgt door canagliflozine, darifenacine, edoxaban, ivacaftor, kinine, lenalidomide, maribavir, mirabegron, rucaparib, sitagliptine, sotorasib, telmisartan, ticagrelor, bepaalde TKI’s (entrectinib, neratinib, vandetanib, zanubrutinib), tolvaptan, venetoclax en voclosporine.
Overig effect: thiaziden en lisdiuretica kunnen hypokaliëmie induceren, hierdoor kan de toxiciteit van digoxine toenemen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met amfotericine B, colesevelam, empagliflozine, fidaxomicine, geactiveerde kool, hoge intraveneuze doses calcium, SSRI's of vildagliptine.
Niet beoordeeld:
Afname digoxine: de absorptie kan afnemen door neomycine. Gescheiden innemen is niet zinvol.
De concentratie kan dalen door acarbose, adrenaline, bisacodyl, macrogol (verlaagt de Cmax en AUC van digoxine met ong. 40% resp. 30%) en salbutamol. Aanbevolen wordt bisacodyl 2 uur vóór digoxine in te nemen.
Toename digoxine: de concentratie kan stijgen door atorvastatine, carvedilol, gentamicine, isavuconazol, spironolacton, trimethoprim en protonpompremmers (voornamelijk bij omeprazol en met mindere mate bij pantoprazol en rabeprazol).
Overig effect: farmacodynamische interacties, met als gevolg aritmieën, kunnen optreden bij combinatie van digoxine met suxamethonium.
Corticosteroïden en laxantia kunnen hypokaliëmie induceren, waardoor de toxiciteit van digoxine kan toenemen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.