Klasse Ia-anti-aritmicum. Het vermindert de automatie en de prikkelbaarheid van het myocard, vertraagt de geleiding en verlengt de refractaire periode. Door een indirect parasympathicolytisch effect wordt de verminderde AV-geleiding geneutraliseerd en kan zelfs een toename in deze geleiding optreden. Het heeft tevens een gering negatief-inotroop effect. Verder treedt perifere vasodilatatie op, gedeeltelijk door α-adrenerge blokkade.
Er is slechts één farmacokinetische studie bij kinderen bekend. Uit deze studie blijkt dat de eliminatiehalfwaardetijd bij kinderen 2,5 – 6,7 uur bedraagt (N = 13, leeftijd: 4 tot 22 jaar). De therapeutische plasmaconcentratie bedraagt 2 – 5 mg/l.
Dragee (sulfaat-2-water) 200 mg
Capsule 10 mg
Tablet 200 mg
Brugada syndroom |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Geleidingsstoornissen, verlenging van het QTc-interval, bradycardie, hypotensie, maagdarmstoornissen, overgevoeligheidsreacties (koorts, visusstoornissen hematologische afwijkingen), oorsuizen.
Zeer vaak (> 10%): maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, diarree.
Vaak (1-10%): ventriculaire tachycardie (met name 'torsade de pointes'), ventrikelfibrilleren en bij hoge serumconcentraties verbreding QRS-complex, verlenging QT-interval en atrioventriculaire geleidingsstoornissen.
Soms (0,1-1%): cinchonisme (hoofdpijn, oorsuizen, duizeligheid, visus- en gehoorstoornissen). Urticaria, huiduitslag. Hypotensie, bradycardie, hartstilstand.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, vermoeidheid. Exantheem, dyspneu. Fotosensibilisatie, vasculitis, toxische epidermale necrolyse. Spierpijn, gewrichtspijn, lupus erythematodes-achtig syndroom. Hepatitis. Bloedbeeldveranderingen zoals trombocytopenie, agranulocytose, pancytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): gevoel van zwakte, fotofobie. Verwardheid, delirium, psychose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij G6PD-deficientie klasse I kunnen mogelijk hemolytische reacties optreden (NVK werkboek hematologie)
Doorgemaakte of bestaande trombocytopenie. Tweedegraads of totaal AV-blok indien geen pacemaker is geplaatst. Digoxine-intoxicatie. Ernstig hartfalen. Myasthenia gravis. Matig tot sterk verlengd QT-interval.
De dosering aanpassen onder controle van het ECG, eventueel serumspiegels laten bepalen. Hypokaliëmie dient vooraf te worden gecorrigeerd. In verband met het risico op overgevoeligheidsreacties wordt vaak eerst een proefdosis gegeven.
Terughoudendheid is geboden bij incompleet AV-blok, hypotensie en cardiogene shock. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie in de voorgeschiedenis, cardiomyopathie, hartfalen of een recent myocardinfarct de behandeling klinisch instellen op geleide van effect en plasmaspiegels in verband met de proaritmische effecten van kinidine. Het risico van 'torsade de pointes' is groter bij hypokaliëmie en verlengde QT-tijd; bij het optreden van 'torsade de pointes' de behandeling staken. Vóór de therapie dienen hartfalen en hypokaliëmie onder controle te zijn. Vóór en tijdens de behandeling de QT-tijd controleren. Als de duur van het QRS-complex 50% of meer toeneemt, een verlaging van de dosering overwegen. Om bij de behandeling van atriumflutteren het risico van afname van AV-blokkade met hoge ventrikelfrequentie te voorkomen, kan men de patiënt vooraf digitaliseren. Aanbevolen wordt 1–2 weken vóór de behandeling van chronisch atriumdefibrilleren te starten met orale anticoagulantia vanwege het risico van arteriële embolieën na cardioversie. Bij gebruik van digoxine of vitamine K-antagonisten moeten digoxinespiegel respectievelijk mate van antistolling in het begin van de therapie herhaaldelijk worden gecontroleerd.
Kinidine is substraat voor CYP3A4. Het remt CYP2D6 en P-gp.
Relevant:
Afname kinidine: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren, etravirine en flucloxacilline.
Toename kinidine: de concentratie stijgt door acetazolamide, krachtige CYP3A4-remmers en HIV-proteaseremmers.
Kinidine verhoogt de concentratie van: CYP2D6-remmers en bij P-gp-remmers, en van VKA's.
Overig effect: kinidine kan het QTc-interval verlengen, het risico op ernstige hartritmestoornissen is verhoogd bij combinatie met andere middelen waarbij ernstige hartritmestoornissen zoals torsade de pointes zijn gemeld. Bovendien remmen de QTc-verlengers claritromycine en erytromycine het metabolisme.
Niet relevant:
Kinidine verhoogt de concentratie van: CYP2D6-remmers, en van naloxegol.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met mefloquine en stoffen die de urine alkaliseren (antacida, citraten, natriumwaterstofcarbonaat).
Niet beoordeeld:
De concentratie kan stijgen door cimetidine en verapamil.
Nifedipine kan de concentratie van kinidine met 20-40% verlagen en kinidine kan de concentratie van nifedipine verhogen.
Bij combinatie met atenolol is orthostatische hypotensie gemeld.
Grapefruitsap kan mogelijk de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4. Bij kortdurend gebruik van 1 glas of 2 grapefruits per dag is het risico op bijwerkingen laag.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTI-ARITMISCHE MIDDELEN KLASSE IC | ||
---|---|---|
Tambocor
|
C01BC04 | |
C01BC03 |
ANTI-ARITMISCHE MIDDELEN KLASSE III | ||
---|---|---|
Cordarone
|
C01BD01 |