Synthetisch peptide, analogon van het natuurlijke somatostatine, met een krachtiger en langer aanhoudende werking. Lanreotide heeft een hoge affiniteit voor humaan somatostatine receptoren (SSTR) 2 en 5, en minder voor SSTR 1, 3 en 4. Hierdoor remt het specifiek de secretie van groeihormoon en van peptiden van het endocriene systeem van het maag-darmkanaal en de pancreas. De remming van de secretie van insuline is relatief gering. Normaliseert de thyroïdfunctie bij thyrotropine secreterende adenomen door inhibitie van de synthese van het thyroïd stimulerend hormoon (TSH).
Farmacokinetische studies bij kinderen ontbreken.
Bij volwassenen zijn de volgende PK-parameters van toepassing [SmPC Mytolac, SmPC Somatuline AutoSolution]:
Vdss | 16,1 L | ||
Cl | 23,7 L | ||
T1/2 | 1,14 uur | ||
Dosis | 60 mg | 90 mg | 120 mg |
Gemidd. Cmax (ng/ml) | 4,25 | 8,39 | 6,79 |
Mediaan Tmax (uur) | 8 | 12 | 7 |
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (als acetaat) 60 mg, 90 mg, 120 mg
Hyperinsulinisme |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Patiënten met ernstige nierinsufficiëntie vertonen een ongeveer tweevoudige afname in de totale serumklaring van lanreotide, met een consistente toename in halfwaardetijd en AUC. Het is echter niet nodig om de startdosis aan te passen bij patiënten met een nierfunctiestoornis, omdat de serumconcentraties van lanreotide bij deze populaties naar verwachting ruim binnen het bereik van gezonde vrijwilligers zullen liggen.
Een milde afname in groei en een verhoging van de leverenzym waarden worden gezien [van der Steen 2018]
Galstenen [Cuff 2022]
Zeer vaak (> 10%): diarree, dunne ontlasting, buikpijn. Galstenen.
Vaak (1-10%): hypo- of hyperglykemie, diabetes mellitus, verminderde eetlust. Asthenie, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats, zoals pijn, verharding, knobbels en jeuk. Duizeligheid, hoofdpijn, lethargie. Misselijkheid, braken, dyspepsie, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, steatorroe. Biliaire dilatatie. Spierpijn. Alopecia, hypotrichose. Sinusbradycardie. Verhoogde bloedwaarden van ALAT, ASAT, bilirubine en HbA1c, verlaagde waarden pancreasenzymen, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): verkleurde ontlasting. Opvliegers. Slapeloosheid. Stijging alkalische fosfatase in bloed, daling natriumspiegel.
Verder zijn gemeld: abces in de injectieplaats. Allergische reacties (waaronder angio-oedeem, anafylaxie). Gevallen van galstenen die leidden tot complicaties, waaronder cholecystitis, cholangitis en pancreatitis, waarvoor cholecystectomie was vereist. Exocriene pancreasinsufficiëntie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor somatostatine-analoga.
Monitoring van groei en schildklierparameters ten minste 6-maandelijks wordt aanbevolen [van der Steen 2018].
Controleer leverenzymen elke 4-6 weken en herhaal abdominale echografie elke 3-6 maanden [van der Steen 2018].
Vanwege de lange halfwaardetijd en het potentiële risico op necrotiserende enterocolitis wordt het gebruik van lanreotide niet aanbevolen in de neonatale periode [Corda 2017, van der Steen 2018]
Monitor de bloedglucosespiegel bij aanvang van de behandeling en bij dosisveranderingen, vanwege mogelijke hypo- of hyperglykemie; pas een behandeling bij diabetes hierop aan.
Lanreotide kan de contractiliteit van de galblaas verminderen en galsteenvorming induceren. Vóór de behandeling en vervolgens iedere 6 maanden tijdens langdurige behandeling een echografie van de galblaas uitvoeren. Bij vermoeden van complicaties van galstenen, de behandeling met lanreotide staken.
Wees voorzichtig bij aanwezige hartstoornis, omdat lanreotide sinusbradycardie kan veroorzaken.
Houd bij carcinoïden rekening met de veranderlijke gevoeligheid van tumoren voor somatostatine-analoga.
Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is waargenomen bij behandeling van GEP neuro-endocriene tumoren. Mogelijke symptomen zijn steatorroe, dunne ontlasting, opgezette buik en gewichtsverlies. Overweeg bij deze symptomen screening en passende behandeling van EPI.
Bij patiënten met acromegalie sluit het gebruik van lanreotide geen monitoring uit van het volume van de hypofysetumor.
Niet beoordeeld:
De absorptie van ciclosporine kan afnemen.
De biologische beschikbaarheid van bromocriptine kan stijgen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
HORMONEN DIE GONADOTROFINE-AFGIFTE BEVORDEREN | ||
---|---|---|
Lutrelef
|
H01CA01 |
SOMATOSTATINE EN ANALOGEN | ||
---|---|---|
Sandostatine
|
H01CB02 |