Lanreotide

Stofnaam
Lanreotide
Merknaam
Mytolac, Somatuline
ATC code
H01CB03
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Synthetisch peptide, analogon van het natuurlijke somatostatine, met een krachtiger en langer aanhoudende werking. Lanreotide heeft een hoge affiniteit voor humaan somatostatine receptoren (SSTR) 2 en 5, en minder voor SSTR 1, 3 en 4. Hierdoor remt het specifiek de secretie van groeihormoon en van peptiden van het endocriene systeem van het maag-darmkanaal en de pancreas. De remming van de secretie van insuline is relatief gering. Normaliseert de thyroïdfunctie bij thyrotropine secreterende adenomen door inhibitie van de synthese van het thyroïd stimulerend hormoon (TSH).

Farmacokinetiek bij kinderen

Farmacokinetische studies bij kinderen ontbreken.
Bij volwassenen zijn de volgende PK-parameters van toepassing [SmPC Mytolac, SmPC Somatuline AutoSolution]:

Vdss 16,1 L
Cl 23,7 L
T1/2 1,14 uur
Dosis 60 mg 90 mg 120 mg
Gemidd. Cmax (ng/ml) 4,25 8,39 6,79
Mediaan Tmax (uur)  8 12 7

Label dosisadvies Kinderformularium

Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Niet geregistreerd voor kinderen

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (als acetaat) 60 mg, 90 mg, 120 mg

Parenteralia voor toedieding gereed maken (VGTM)

Klik hier voor aanwijzingen voor bereiding van 30 mg dosis

Doseringen

Hyperinsulinisme
  • Subcutaan
    • 1 maand tot 18 jaar
      [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11]
      • 30 - 120 mg/dosis elke 4 weken.
        • De startdosis  is afhankelijk van de octreotidedosis en glucosebehoefte. Octreotide moet de eerste 8 weken worden gecontinueerd.
        • Lanreotide is een behandeling in de 2e lijn die alleen mag worden gestart na overleg met een kinderendocrinoloog
        • Zie toedieningsvormen voor aanwijzingen voor bereiden van 30 mg dosis.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Klinische gevolgen

Patiënten met ernstige nierinsufficiëntie vertonen een ongeveer tweevoudige afname in de totale serumklaring van lanreotide, met een consistente toename in halfwaardetijd en AUC. Het is echter niet nodig om de startdosis aan te passen bij patiënten met een nierfunctiestoornis, omdat de serumconcentraties van lanreotide bij deze populaties naar verwachting ruim binnen het bereik van gezonde vrijwilligers zullen liggen.

Bijwerkingen bij kinderen

Een milde afname in groei en een verhoging van de leverenzym waarden worden gezien [van der Steen 2018]
Galstenen [Cuff 2022]

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): diarree, dunne ontlasting, buikpijn. Galstenen.

Vaak (1-10%): hypo- of hyperglykemie, diabetes mellitus, verminderde eetlust. Asthenie, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats, zoals pijn, verharding, knobbels en jeuk. Duizeligheid, hoofdpijn, lethargie. Misselijkheid, braken, dyspepsie, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, steatorroe. Biliaire dilatatie. Spierpijn. Alopecia, hypotrichose. Sinusbradycardie. Verhoogde bloedwaarden van ALAT, ASAT, bilirubine en HbA1c, verlaagde waarden pancreasenzymen, gewichtsafname.

Soms (0,1-1%): verkleurde ontlasting. Opvliegers. Slapeloosheid. Stijging alkalische fosfatase in bloed, daling natriumspiegel.

Verder zijn gemeld: abces in de injectieplaats. Allergische reacties (waaronder angio-oedeem, anafylaxie). Gevallen van galstenen die leidden tot complicaties, waaronder cholecystitis, cholangitis en pancreatitis, waarvoor cholecystectomie was vereist. Exocriene pancreasinsufficiëntie.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Overgevoeligheid voor somatostatine-analoga.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Monitoring van groei en schildklierparameters ten minste 6-maandelijks wordt aanbevolen [van der Steen 2018].

Controleer leverenzymen elke 4-6 weken en herhaal abdominale echografie elke 3-6 maanden [van der Steen 2018].

Vanwege de lange halfwaardetijd en het potentiële risico op necrotiserende enterocolitis wordt het gebruik van lanreotide niet aanbevolen in de neonatale periode [Corda 2017, van der Steen 2018]

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Monitor de bloedglucosespiegel bij aanvang van de behandeling en bij dosisveranderingen, vanwege mogelijke hypo- of hyperglykemie; pas een behandeling bij diabetes hierop aan.

Lanreotide kan de contractiliteit van de galblaas verminderen en galsteenvorming induceren. Vóór de behandeling en vervolgens iedere 6 maanden tijdens langdurige behandeling een echografie van de galblaas uitvoeren. Bij vermoeden van complicaties van galstenen, de behandeling met lanreotide staken.

Wees voorzichtig bij aanwezige hartstoornis, omdat lanreotide sinusbradycardie kan veroorzaken.

Houd bij carcinoïden rekening met de veranderlijke gevoeligheid van tumoren voor somatostatine-analoga.

Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is waargenomen bij behandeling van GEP neuro-endocriene tumoren. Mogelijke symptomen zijn steatorroe, dunne ontlasting, opgezette buik en gewichtsverlies. Overweeg bij deze symptomen screening en passende behandeling van EPI.

Bij patiënten met acromegalie sluit het gebruik van lanreotide geen monitoring uit van het volume van de hypofysetumor.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet beoordeeld:
De absorptie van ciclosporine kan afnemen.

De biologische beschikbaarheid van bromocriptine kan stijgen.

HYPOTHALAMUSHORMONEN

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

HORMONEN DIE GONADOTROFINE-AFGIFTE BEVORDEREN

Gonadoreline

Lutrelef
H01CA01
SOMATOSTATINE EN ANALOGEN

Octreotide

Sandostatine
H01CB02

Referenties

  1. Cuff H, et al., The Use of Lanreotide in the Treatment of Congenital Hyperinsulinism., J Clin Endocrinol Metab., 2022, 107(8), e3115-e20
  2. van der Steen I, et al., A Multicenter Experience with Long-Acting Somatostatin Analogues in Patients with Congenital Hyperinsulinism. , Horm Res Paediatr., 2018, 89(2), 82-9
  3. Dastamani A, et al., The Use of a Long-Acting Somatostatin Analogue (Lanreotide) in Three Children with Focal Forms of Congenital Hyperinsulinaemic Hypoglycaemia., Horm Res Paediatr., 2019, 91(1), 56-61
  4. Corda H, et al., Treatment with long-acting lanreotide autogel in early infancy in patients with severe neonatal hyperinsulinism., Orphanet J Rare Dis, 2017, 12(1), 108
  5. Shah P, et al., Use of Long-Acting Somatostatin Analogue (Lanreotide) in an Adolescent with Diazoxide-Responsive Congenital Hyperinsulinism and Its Psychological Impact., Horm Res Paediatr., 2015, 84(5), 355-60
  6. Kühnen P, et al., Long-term lanreotide treatment in six patients with congenital hyperinsulinism., Horm Res Paediatr., 2012, 78(2), 106-12
  7. Modan-Moses D, et al., Treatment of congenital hyperinsulinism with lanreotide acetate (Somatuline Autogel)., J Clin Endocrinol Metab, 2011, 96(8), 2312-7
  8. Kiff S, et al., Partial diazoxide responsiveness in a neonate with hyperinsulinism due to homozygous ABCC8 mutation., Endocrinol Diabetes Metab Case Re, 2019, p. 2019
  9. Uppal S, et al., Hepatoblastoma and Wilms' tumour in an infant with Beckwith-Wiedemann syndrome and diazoxide resistant congenital hyperinsulinism., Endocrinol Diabetes Metab Case Rep, 2019
  10. Souabni SA, et al., Congenital hyperinsulinemic hypoglycemia (HH) requiring treatment as the presenting feature of Kabuki syndrome., Clin Case Rep, 2023, 11(6), e7336
  11. Takasawa K, et al., Clinical management of diazoxide-unresponsive congenital hyperinsulinism: A single-center experience., Clin Pediatr Endocrinol., 2024, 33(3), 187-94
  12. Zorginstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, bijwerkingen, waarschuwingen, contra-indicaties), Geraadpleegd 14 jan 2025
  13. KNMP Informatorium Medicamentorum, (interacties, verminderde nierfunctie), Geraadpleegd 14 jan 2025

Wijzigingen

  • 16 januari 2025 08:21: Nieuwe monografie obv beoordeling beschikbare wetenschappelijke literatuur

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering