Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (5-HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Risperidon heeft een gering α2-blokkerend en antihistaminerg (-H1) vermogen. Het heeft geen affiniteit tot de cholinerge receptor. Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Risperidon wordt door CYP2D6 omgezet tot o.a. 9-hydroxyrisperidon, dat eenzelfde farmacologische activiteit vertoont als risperidon. Risperidon en 9-hydroxyrisperidon vormen samen de actieve antipsychotische fractie.
De farmacokinetiek van risperidon, 9-hydroxyrisperidon en de actieve antipsychotische fractie bij kinderen (4 tot 15 jaar) is gelijk aan die bij volwassenen. Na orale toediening aan psychotische patiënten wordt risperidon geëlimineerd met een halfwaardetijd van ongeveer 3 uur. De eliminatiehalfwaardetijd van 9-hydroxyrisperidon en van de actieve antipsychotische fractie is 24 uur.
De tablet en orodispergeerbare tablet zijn bio-equivalent.
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen (autisme spectrum stoornissen, ASS), psychose/schizofrenie, bipolaire stoornis (manie) en tics: Off-label
Agressie bij gedragsstoornissen:
< 5 jaar: Off-label
> 5 jr en <50 kg: On-label
Pediatrisch delier: Off-label
Drank 1 mg/ml 100 ml (onverenigbaar met thee)
Smelttablet 1 mg, 2 mg
Tablet omhuld 0,25 mg, 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
Pediatrisch delier bij kritisch zieke kinderen |
---|
|
Gedragsstoornissen, pervasieve ontwikkelingsstoornissen (autisme spectrum stoornissen, ASS), tics |
---|
|
Psychose/schizofrenie, bipolaire stoornis (manie) |
---|
|
Bij ernstige lever en nierfunctiestoornissen de doseringen halveren. In deze gevallen ook langzamer optritreren.
Slaperigheid/sedatie, versterkte eetlust, gewichtstoename, vermoeidheid, hoofdpijn, braken, infectie van de bovenste luchtwegen, neusverstopping, buikpijn, duizeligheid, hoesten, koorts, tremor, diarree, enuresis, stijging van de de prolactinespiegels, galactorroe, extra-pyramidale verschijnselen en onttrekkingsdyskinesieën . Tevens zijn er ook meldingen geweest van acute leucopenie en hepatotoxiciteit. Kwijlen en traagheid (Ghanizadez 2014). Verhoogd FT3 (vrij triiodothyronine) levels (Margari 2013).
Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Zeer vaak (> 10%): extrapiramidale stoornissen (parkinsonisme, acathisie, dyskinesie, dystonie), slaperigheid, sedatie, hoofdpijn, slapeloosheid.
Vaak (1-10%): verhoogde prolactineconcentratie (kan leiden tot galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis), gewichtstoename, verandering in eetlust, extrapiramidale verschijnselen (tremor, dyskinesie, dystonie, acathisie), duizeligheid, wazig zien, conjunctivitis, dyspneu, epistaxis, hoesten, maag-darmklachten, droge mond, tandpijn, urine-incontinentie, huiduitslag, erytheem, spierspasmen, rug-, spier-, gewrichtspijn, luchtweg-, urineweginfectie, pneumonie, bronchitis, influenza, koorts, vermoeidheid, oedeem, asthenie, vallen, tachycardie, hypertensie, agitatie, angst, depressie, slaapstoornis.
Soms (0,1-1%): abnormaal ECG, verlengd QT-interval, AV- blok, geleidingsstoornis, atriumfibrilleren, bradycardie, palpitaties, diabetes mellitus, hyperglykemie, verhoogde waarden cholesterol, verhoogde transaminasespiegel, γ-glutamyltransferase verhoogd, stijging van leverenzymwaarden, verlaagd Hb-gehalte en aantal witte bloedcellen, verhoogd aantal eosinofielen, neutropenie, anemie, trombocytopenie, verhoogde waarde creatinekinase, verminderd bewustzijn, hersenischemie, CVA, TIA, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, convulsie, syncope, psychomotorische hyperactiviteit, evenwichtsstoornis, tardieve dyskinesie, paresthesie, conjunctivitis, droge ogen, tranende ogen, fotofobie, piepen, ademhalingsstoornis, slikstoornis, gastritis, fecale incontinentie, flatulentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, overgevoeligheid, pruritus, onychomycose, cellulitis, tonsillitis, (virus)infectie, ooginfectie, gezichtsoedeem, kouderillingen, lichaamstemperatuurverhoogd, gangafwijking, dorst, pijn op de borst, alopecia, huidaandoeningen, huidverkleuring, hyperkeratose, eczeem, drogehuid, acne,seborroïsche dermatitis,huidlaesie, spierzwakte, -pijn, vertigo, tinnitus, oorpijn, (orthostatische) hypotensie, overmatig blozen, dorst, erectie-, ejaculatiestoornis, seksuele disfunctie, pijn in de borsten, gevoelige borsten,vaginale afscheiding, verwarde toestand, verminderd libido, zenuwachtigheid, nachtmerrie, manie.
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, anafylactische reactie, SIADH, water-intoxicatie, hypoglykemie, verhoogd triglyceriden, afgestompt affect, anorgasmie, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrovasculaire stoornis, diabetischcoma, titubatie van het hoofd, glaucoom, oogrollen, schilferige ooglidrand,'floppy iris'-syndroom(intraoperatief), sinusaritmie, longembolie, veneuze trombose, slaapapneu, hyperventilatie, pancreatitis, darmobstructie, gezwollentong, cheilitis, hoofdroos, rabdomyolyse, neonataal onttrekkingssyndroom, priapisme, uitstel van menstruatie, bloedaandrang in de borsten, borstvergroting, afscheiding uit de tepel, verlaagde lichaamstemperatuur, geelzucht.
Zeer zelden (< 0,01%): diabetische ketoacidose, angio-oedeem, ileus. Verder: posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom.
Bij ouderen met dementie was de frequentie van urineweginfectie, perifeer oedeem, moeheid en hoesten minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen. Bij kinderen was de frequentie van slaperigheid, moeheid, hoofdpijn, versterkte eetlust, braken, bovenste luchtweginfectie, hoesten, koorts, buikpijn, duizeligheid, tremor, diarree en enuresis minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen.
Verder bij de depotvorm: (ernstige) reactie op de injectieplaats (necrose, abces, zweer, cellulitis, hematoom, cyste, knobbeltje).
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Verlengd QTc-interval
De risperidon drank is onverenigbaar met thee; de drank bevat benzoëzuur wat een neerslag vormt met looistoffen in looistof bevattende thee (groene en zwarte thee).
Samenvatting:
Risperidon heeft geen effect op de kernsymptomen van de autisme spectrum stoornissen. Er dient een behandelingsprogramma inclusief psychosociale en educatieve interventie opgesteld te worden. Patiënt informeren omtrent de toename van het lichaamsgewicht. Nuchtere glucosespiegel en lipiden dienen bepaald te worden. Bij langdurig gebruik behandeling opvolgen vanwege mogelijke gevolgen op het leervermogen. Men dient bedacht te zijn op het ontstaan van tardieve dyskinesie Bij acathisie dosering niet verhogen. Regelmatige klinische controle van de endocrinologische status wordt aanbevolen.
De op dit moment beschikbare psychofarmaca hebben geen van allen primair effect op de kernsymptomen van de autisme spectrum stoornissen. Wel kan medicatie vermindering geven van de vaak met autisme geassocieerde gedragsproblemen.
De farmacologische behandeling dient een integraal onderdeel te vormen van een uitgebreider behandelingsprogramma, inclusief psychosociale en educatieve interventie.
Bij het voorschrijven van risperidon dienen de patiënt en ouders gewaarschuwd te worden voor de toename in eetlust. Het is noodzakelijk om het basisgewicht te bepalen en verder te volgen. Er wordt aanbevolen om adviezen te geven omtrent dieet en lichaamsbeweging.
Voor en tijdens de behandeling met risperidon dienen de nuchtere glucosespiegel en lipiden bepaald te worden (b.v. na 1 maand, na 3 maanden en later (half)jaarlijks).
Sedatie met risperidon dient nauwgezet opgevolgd te worden bij kinderen omdat er mogelijke gevolgen op het leervermogen zijn. Een wijziging in het tijdstip van toediening kan mogelijk de impact van sedatie op de concentratie van kinderen en adolescenten verbeteren.
Tijdens de behandeling met risperidon moet regelmatig gecontroleerd worden op extrapiramidale symptomen en andere bewegingsstoornissen. Het optreden van extrapiramidale symptomen is een risicofactor voor tardieve dyskinesie. Indien tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient men te overwegen om te stoppen met alle antipsychotica.
Vanwege de mogelijke effecten van langdurige hyperprolactinemie op groei en seksuele rijping bij kinderen en adolescenten, moet een regelmatige klinische controle van de endocrinologische status overwogen worden, met inbegrip van metingen van lichaamslengte, gewicht, seksuele rijping, opvolging van menstrueel functioneren en andere mogelijke effecten van prolactine.
Het is verstandig om nieuwe of toegenomen "angst/onrust" gevoelens bij de patiënt ook als mogelijke acathisie te beschouwen alvorens de dosering op te hogen.
Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Controleer bij een voorgeschiedenis van een leukocytopenie of een geneesmiddelgeïnduceerde neutrocytopenie de eerste paar maanden van de behandeling het bloedbeeld; overweeg staken bij een significante daling van het aantal leukocyten zonder andere oorzaak. Controleer bij een klinisch significante neutrocytopenie op koortsen andere symptomen van infectie en behandel deze adequaat. Staak de behandeling bij ernstige neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 × 109/l).
Controleer bij kinderen vóór en tijdens regelmatig tijdens behandeling het lichaamsgewicht. Controleer bij kinderen met gedragsstoornissenregelmatig op de endocrinologische status met inbegrip van lichaamslengte, gewicht, seksuele rijping, opvolging van menstrueel functioneren en andere mogelijke effecten van prolactine.
Controleer de patiënt op bijwerkingen die verband houden met hyperprolactinemie (zoals galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis).
Controleer tijdens de behandeling op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; controleer patiënten met diabetes mellitus regelmatig op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg dosisvermindering bij hypotensie.
Staak de behandeling bij het optreden van overgevoeligheidsreacties; start ondersteunende behandeling en controleer de patiënt tot de symptomen verdwenen zijn.
Staak de behandeling bij neuroleptisch maligne syndroom. Overweeg de behandeling te staken en bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Antipsychotica, waaronder risperidon, geven bij ouderen met dementie iets meer kans op overlijden. Er is circa 3× zoveel kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik van risperidon bij ouderen met dementie; wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte. Vanwege significant hogere kans op CVA, wordt het gebruik bij dementie anders dan de ziekte van Alzheimer afgeraden.
Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactine-afhankelijke tumoren, epilepsie, ziekte van Parkinson, Lewy-body-dementie, QT-verlenging in de familiaire anamnese, elektrolytstoornissen, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen. Wees voorzichtig bij een staaroperatie, vanwege de kans op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die α1-blokkerende middelen als risperidon of, paliperidon gebruiken. Na de laatste toediening blijft de depotvorm tot zes weken in het plasma aantoonbaar.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. deelname aan het verkeer) kunnen daarvan hinder ondervinden.
De effecten van langdurig gebruik op de groei en seksuele rijping zijn niet voldoende beoordeeld. Bij homozygote patiënten met fenylketonurie dient (bij gebruik van producten die aspartaam bevatten) de overeenkomende hoeveelheid fenylalanine te worden doorberekend in het voedingsvoorschrift.
Risperidon is substraat voor CYP2D6 (hoofdroute) en CYP3A4.
Relevant:
Afname risperidon: de concentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren en etravirine.
Toename risperidon: de plasmaconcentratie stijgt door cobicistat, indinavir en krachtige CYP2D6-remmers.
Niet relevant: de plasmaconcentratie kan stijgen door citalopram, escitalopram, fluvoxamine, itraconazol, terbinafine en verapamil.
De plasmaconcentratie van clozapine kan stijgen.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met oxcarbazepine en topiramaat.
Niet beoordeeld: de combinatie van furosemide en risperidon bij oudere patiënten met dementie is in verband gebracht met een verhoogde mortaliteit in vergelijking met risperidon of furosemide alleen. Het mechanisme van deze mogelijke interactie is niet duidelijk. Dit effect werd niet gezien bij combinatie van risperidon en thiazidediuretica.
Interacties Atypische antipsychotica algemeen:
Relevant: antipsychotica en centrale dopaminerge middelen (Dopaminerge parkinsonmiddelen en Prolactineremmers) kunnen elkaars werking tegengaan. Combinatie wordt daarom ontraden. Antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan. Een uitzondering is clozapine, dit kan in lage doses worden toegepast bij psychose bij een parkinsonpatiënt. Als alternatief kan quetiapine worden gebruikt.
Niet relevant: antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan. Andersom zal dopamine de werking van antipsychotica niet tegengaan. Dopamine passeert de bloed-hersenbarrière niet en remt daarom niet het centrale dopaminereceptor-blokkerend effect van antipsychotica.
In theorie kunnen antipsychotica en parasympathicolytische parkinsonmiddelen elkaars werking tegengaan.
Niet beoordeeld: de werking van adrenaline wordt verzwakt door antipsychotica met een α1-blokkerende werking (zie de rubriek Bijzonderheden).
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BUTYROFENONDERIVATEN | ||
---|---|---|
N05AD08 | ||
Haldol
|
N05AD01 | |
Dipiperon
|
N05AD05 |
INDOOLDERIVATEN | ||
---|---|---|
Latuda
|
N05AE05 |
DIFENYLBUTYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Orap
|
N05AG02 |
DIAZEPINEN, OXAZEPINEN,THIAZEPINEN EN OXEPINEN | ||
---|---|---|
Leponex
|
N05AH02 | |
Zyprexa, Zalasta
|
N05AH03 | |
Seroquel
|
N05AH04 |
LITHIUMZOUTEN | ||
---|---|---|
Camcolit, Priadel
|
N05AN01 |
OVERIGE ANTIPSYCHOTICA | ||
---|---|---|
Abilify
|
N05AX12 | |
Invega
|
N05AX13 |