< 3 jaar: off-label
> 3 jaar: on-label; > 40 mg off-label
Thioureumderivaat. Gaat via competitieve remming van het enzym peroxidase in de schildklier de vorming van schildklierhormonen tegen door het joderen van thyroglobuline te remmen. Thiamazol heeft geen invloed op reeds gevormd schildklierhormoon. Werking: na enkele dagen tot enkele weken.
Geen informatie
Hyperthyreoidie |
---|
Capsule 0,625 mg, 1,25 mg
Tablet 10 mg, 30 mg
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
THIOURACILDERIVATEN | ||
---|---|---|
H03BA02 |
Bijwerkingen treden voornamelijk op in de eerste 3 maanden van de therapie.
Agranulocytose, neutropenie, myositis, myalgie, artralgie, huiduitslag en verminderde leverfunctie (cholestase). Ernstige overgevoeligheidsreacties van de huid, zoals gegeneraliseerde dermatitis inclusief het syndroom van Stevens-Johnson, zijn zeer zelden gemeld bij kinderen en adolescenten (SmPC, Rivkees 2010). De bijwerkingen zijn dosisafhankelijk (Minamitani 2017).
Hypothyreoïdie en (groei van) struma kunnen ontstaan.
Zeer vaak (> 10%): allergische huidreacties van verschillende ernst (jeuk, uitslag, urticaria); deze hebben meestal een mild beloop en verbeteren vaak bij voortzetting van de therapie.
Vaak (1-10%): gewrichtspijn.
Soms (0,1-1%): agranulocytose (kan manifest worden enkele weken of maanden na begin van de therapie en bij herstart ervan; de meeste gevallen verbeteren spontaan).
Zelden (0,01-0,1%): smaakstoornissen (dysgeusie, ageusie). Koorts.
Zeer zelden (< 0,01%): trombocytopenie, pancytopenie, gegeneraliseerde lymfadenopathie. Insuline auto-immuunsyndroom (met sterke verlaging van het bloedglucose). Neuritis, polyneuropathie. Acute speekselklierzwelling. Cholestatische geelzucht, toxische hepatitis. Ernstige vormen van allergische huidreacties waaronder gegeneraliseerde dermatitis, Stevens-Johnsonsyndroom, alopecia, geneesmiddelgeïnduceerde lupus erythematodes.
Verder zijn gemeld: aplastische anemie. Artritis. Nefrotisch syndroom.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor thio-ureumderivaten. Matige tot ernstige bloedbeeldstoornissen (granulocytopenie). Beenmergschade bij een eerdere behandeling met thiamazol of carbimazol. Bestaande cholestatische aandoening die niet door hyperthyreoïdie is veroorzaakt
Bij matige huiduitslag kunnen antihistaminica worden toegediend, zonder de dosis thiamazol te verlagen. in geval van ernstige allergische reacties: dosis verlagen of stopzetten van de behandeling. (Kahaly, GJ, et al.2018). Overschakelen op propylthiouracil wordt dan niet aanbevolen. Indien onvermijdelijk door thyreotoxicose, slechts voor een zeer korte tijd gebruiken.
Bij grote strumae met vernauwing van de luchtpijp alleen kortdurend en onder zorgvuldige controle toepassen, omdat het gebruik kan leiden tot hyperplasie van de schildklier. In verband met de kans op agranulocytose vóór en na instelling van de therapie het bloedbeeld controleren, met name bij eerder bestaande lichte granulocytopenie. Adviseer de patiënt om bij keelpijn, koorts of algehele malaise onmiddellijk de arts te waarschuwen, vooral tijdens de eerste weken van de behandeling. Na direct staken van de therapie is de agranulocytose meestal reversibel. Andere myelotoxische bijwerkingen zijn gemeld in samenhang met zeer hoge doses (120 mg/dag). Indien tijdens de behandeling beenmergtoxiciteit optreedt, de behandeling staken en zo nodig overgaan op een ander thyreostatisch middel.
Interacties thionamiden algemeen:
Relevant: de werking van cumarinederivaten kan afnemen bij het instellen op een thionamide.
Niet beoordeeld: de serumconcentratie van digoxine kan stijgen.
Het hypothyreoïde effect van jodium, jodiden en lithium kan additief werken bij gelijktijdig gebruik.