Mengsel van natuurlijk voorkomende geconjugeerde oestrogenen. Oestrogenen hebben een gunstige invloed op climacterische klachten en de botmassa. Geconjugeerde oestrogenen zelf binden niet aan de receptor.
Geen informatie
Op artsenverklaring endocrinoloog
Tablet 0.3 mg, 0.625 mg, 1.25 mg
Hevige abnormale uterusbloedingen |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Misselijkheid, braken, leverfunctiestoornissen, cholelithiasis, cholestatische icterus. Gespannen, gevoelige of pijnlijke borsten, melkafscheiding, vaginale bloedingen, endometriumproliferatie. Veneuze trombo–embolie (2 à 3× meer kans, met name optredend tijdens eerste behandeljaar) en bloeddrukstijging, vooral bij hoge doseringen. Chloasma, erythema nodosum, exantheem. Hoofdpijn, migraine, stemmingsveranderingen. Vochtretentie, verminderde glucosetolerantie, veranderd lichaamsgewicht. Irritatie van de cornea bij het dragen van contactlenzen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Verleden van idiopathische veneuze trombo-embolie of actieve veneuze trombo-embolieën (diepveneuze trombose, longembolie). Actieve of recent doorgemaakte arteriële trombo-embolische aandoening (angina pectoris, hartinfarct). Acute leveraandoeningen (in de anamnese) zolang de leverfuncties niet zijn genormaliseerd. Aanwezigheid of verdenking van oestrogeenafhankelijke tumoren. Mammacarcinoom (in de anamnese). Hyperplasie van het endometrium. Onverklaarde vaginale bloedingen. Porfyrie.
Voorzichtig bij risicofactoren voor het optreden van veneuze trombo-embolie (positieve familie-anamnese, eerdere veneuze trombo-embolie, ernstig overgewicht, systemische lupus erythematosus (SLE) of immobilisatie) en bij otosclerose. Bij geringste tekenen van trombose en bij langdurige immobilisatie de toediening staken. Indien na electieve chirurgie langdurige immobilisatie is te verwachten, eventueel de suppletie vier tot zes weken vóór de ingreep onderbreken. Tijdens langdurige behandeling met oestrogenen wordt regelmatig lichamelijk onderzoek geadviseerd. Bij optreden van geelzucht, achteruitgang van de leverfuncties, een significante stijging van de bloeddruk of het voor het eerst optreden van migraine–achtige hoofdpijn de behandeling direct staken. Minimaal jaarlijks een zorgvuldige afweging maken van de voor-en nadelen van het voortzetten van de behandeling. Oestrogeensuppletie vergroot de kans op mammacarcinoom, vooral in combinatie met een progestageen. De risicovergroting is na een paar jaar waarneembaar, neemt toe met een langere behandelduur en is binnen vijf jaar na staken van de behandeling verdwenen. Gebruik vergroot tevens de kans op ovariumcarcinoom; de kans neemt toe bij een langere behandelduur vooral bij gebruik gedurende 5–10 jaar of langer. Regelmatige controle is nodig bij latent of manifest hartfalen, hypertensie, nierfunctiestoornissen, epilepsie en migraine in verband met mogelijke vochtretentie, bij diabetes mellitus wegens verminderde glucosetolerantie en bij hypertriglyceridemie vanwege mogelijke pancreatitis
Interacties oestrogenen algemeen
Relevant: oestrogenen (estriol, estradiol, geconjugeerde oestrogenen) en aromataseremmers, fulvestrant of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.
Niet relevant: de plasmaconcentratie van agomelatine kan toenemen.
Niet beoordeeld: de plasmaconcentratie kan dalen door inductoren.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NATUURLIJKE EN SEMISYNTHETISCHE OESTROGENEN | ||
---|---|---|
Zumenon, Estrofem, Systen, Cetura, Progynova
|
G03CA03 | |
Synapause
|
G03CA04 | |
Acelyn
|
G03CA01 |