De in graspollenextract aanwezige allergenen zijn een mengsel van eiwitten en glycoproteïnen. Het werkingsmechanisme van allergeenextracten is niet volledig bekend. Behandeling met graspollenextract wekt een systemische competitieve antilichaamreactie op tegen graspollen en brengt een verhoging van de concentratie van specifiek IgG teweeg die minstens 3 jaar aanhoudt. De klinische betekenis van deze bevindingen staat niet vast. IR (reactiviteitsindex) geeft de activiteit van een allergeenextract weer; de IR van deze fabrikant is niet vergelijkbaar met reactiviteitsindices van andere allergeenfabrikanten.
Het hoofdbestanddeel van de allergenen bestaat uit polypeptiden en eiwitten, die in het spijsverteringskanaal en in weefsels worden afgebroken. Het is niet te verwachten dat een substantieel deel van de allergenen in de bloedbaan bereikt. Daarom zijn geen farmacokinetische studies uitgevoerd. [SmPC]
Grazax: Lyophilisaat, oraal (timotheegraspollen) 75000 E
Oralair: Tablet, sublinguaal (verschillende graspollen) 100 IR - 3 st.(startverpakking) 300 IR (onderhoud)
Allergische rhinitis door Graspollen |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Grazax:
Bij kinderen komen vaker voor (1–10%): systemische allergische reacties (niet–ernstig), hoest, conjunctivale irritatie, nasofaryngitis, roodheid van en gevoel van brok in de keel, oedeem in de mond (zeer vaak), blaren op de lippen, cheilitis, glossitis, speekselkliervergroting, roodkleuring van de huid, oorpijn en pijn op de borst. Daarnaast worden bij kinderen tonsillitis en bronchitis (vaak) gemeld.
Oralair:
Bij kinderen komen vaker voor: hoest, nasofaryngitis, oedeem in de mond (zeer vaak), oraal allergie syndroom, cheilitis, glossitis, gevoel van brok in de keel, onaangenaam gevoel in het oor (vaak). Daarnaast treden tonsilitis, bronchitis (vaak) en pijn op de borst (soms) op.
Zeer vaak (> 10%): jeukende oren. Irritatie van de keel. Jeuk in de mond, mondoedeem.
Vaak (1-10%): jeukende ogen, conjunctivitis, zwelling van het oog. Niezen, hoesten, droge keel, dyspneu, orofaryngeale pijn, keeloedeem, loopneus, beklemmend gevoel in de keel, jeukende neus. Gezwollen lippen, onaangenaam gevoel van de mond, orale paresthesie, stomatitis, dysfagie, buikpijn, diarree, verstoorde spijsvertering, misselijkheid, braken, erythema van het mondslijmvlies, mond ulceratie, pijn in de mond, jeukende lip. Jeuk, urticaria, huiduitslag. Vermoeidheid, onaangenaam gevoel op de borst.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, systemische allergische reactie. Angio-oedeem, huiduitslag. Droge mond, blaar op de lip, cheilitis, odynofagie, vergrote speekselklier, speekselhypersecretie, tongafwijkingen, glossitis, gastritis, gastro-oesofageale reflux, maagklachten, lip-ulceratie, blaarvorming mondslijmvlies. Oculaire hyperemie, oogirritatie, tranende ogen. Onaangenaam gevoel van de oren, oorpijn. Gevoel van een vreemd lichaam. Faryngeale hypo-esthesie, hypertrofie van de keelamandelen, larynxoedeem, dysfonie, faryngeaal erytheem. Dysgeusie, paresthesie. Hartkloppingen.
Zelden (0,01–0,1%): zwelling van het oor. Bronchospasme. Eosinofiele oesofagitis.
Verder zijn gemeld: ernstige anafylactische reacties (incl. shock).
Bij kinderen, afwijkend aan volwassenen: vaak (1-10%) oogirritatie, oorpijn, faryngeaal erytheem en blaarvorming mondslijmvlies; soms (0,1-1%) zwelling van het oor.
Oralair
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Irritatie van de keel. Jeuk in de mond.
Vaak (1-10%): Nasofaryngitis, rinitis. Jeukende ogen, conjunctivitis, tranende ogen. Jeukende oren. Astma, allergische rhinitis (neusverstopping, niezen, rinorroe, ongemak aan de neus), hoest, orofaryngeale pijn, faryngeaal oedeem, verstopping van de sinussen, dyspneu, dysfonie, droge keel, orofaryngeale blaar, orofaryngeaal ongemak. Buikpijn, diarree, braken, oedeem in de mond, jeuk aan de tong, oedeem in de lippen, paresthesie aan de mond, dyspepsie, oedeem in de tong, hypo-esthesie in de mond, stomatitis, jeuk aan de lippen, onaangenaam gevoel in de mond, misselijkheid, glossodynie, droge mond, dysfagie. Urticaria, jeuk, atopische dermatitis. Onaangenaam gevoel op de borst.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, 'oraal allergie syndroom'. Koortslip. Roodheid van de ogen, oedeem in de ogen, droge ogen. Otitis, onaangenaam gevoel in het oor. Faryngeale hypo-esthesie, gevoel van beklemming van de keel, piepende ademhaling, laryngeaal oedeem. Lymfadenopathie. Pijn aan de mond, gingivitis, cheilitis, gastritis, glossitis, vergroting van de speekselklieren, gastro-oesofageale reflux, tongaandoening, speeksel hypersecretie, mond ulceratie, oesofageale pijn, oedeem in het gehemelte, mondaandoening, odynofagie, oprisping. Dysgeusie, slaperigheid, duizeligheid. Angio-oedeem, huiduitslag, acne. Gevoel van brok in de keel, asthenie, grieperige aandoening. Depressie. Ontvelling.
Zelden (0,01–0,1%): oedeem in het gelaat. Angst. Blozen. Toename van eosinofiele telling.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie, astma-exacerbatie, systemische allergische reactie, eosinofiele oesofagitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Ernstig of ongecontroleerd astma ( FEV1 < 80% van voorspelde waarde bij kinderen) ondanks adequate behandeling.
Bij heelkundige ingrepen in de mond, waaronder extractie van tanden en/of kiezen, en bij kinderen tijdens het wisselen van het melkgebit de behandeling gedurende zeven dagen onderbreken voor een goede genezing van de mondholte. Bij kinderen met astma bij infectie van de bovenste luchtwegen de behandeling onderbreken totdat de infectie is genezen.
Behandeling met graspollenextract dient alleen te worden ingesteld door artsen met voldoende ervaring in de behandeling van allergische ziekten, ook bij kinderen.
Overweeg bij lokale reacties het gebruik van anti–allergische medicatie (bv. antihistaminica). De behandeling staken bij klachten die duiden op ernstige laryngofaryngeale of systemische reacties (bv. angio-oedeem, slik- of ademhalingsproblemen, stemveranderingen, hypotensie en/of geassocieerde symptomen). Informeer patiënt over bijbehorende signalen en symptomen en om onmiddellijk medische hulp te zoeken. Ernstige allergische reacties (zoals anafylactische reacties, incl. het optreden van anafylactische shock) kunnen zich nog voor doen volgende op de tweede of latere toedieningen en kunnen worden behandeld met subcutaan of intramusculair toegediend adrenaline. Beoordeel of de patiënt adrenaline kan verdragen (zie rubriek Interacties). Patiënten met een hartziekte kunnen een verhoogd risico hebben, maar klinische ervaring is beperkt.
Astma is een risicofactor voor ernstige systemische allergische reactie; laat patiënt contact opnemen wanneer astma verergert. Bij acute luchtweginfectie, start van de behandeling uitstellen.
Overweeg bij ernstige of persisterende gastro-oesofageale symptomen zoals dysfagie of dyspepsie de behandeling te staken, vanwege kans op het ontstaan van eosinofiele oesofagitis.
Bij heelkundige ingrepen in de mond, waaronder extractie van tanden en/of kiezen, en bij kinderen tijdens het wisselen van het melkgebit de behandeling gedurende zeven dagen onderbreken voor een goede genezing van de mondholte.
Allergenen algemeen:
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met middelen die immunosuppressie veroorzaken (immunosuppressiva, corticosteroïden, oncolytica (inclusief een aantal tyrosinekinaseremmers en monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking).
Niet beoordeeld:
Bij immunotherapie
Het gebruik van β-blokkers is een contra-indicatie, omdat bij optreden van een anafylactische shock deze niet goed kan worden behandeld met adrenaline door verminderde effectiviteit. Het gaat hier in feite om de relevante interactie tussen adrenaline en β-blokkers.
TCA's en MAO-remmers kunnen de effecten van adrenaline versterken, met mogelijke fatale gevolgen.
Bij gebruik van een ACE-remmer tijdens een immunotherapeutische behandeling zijn anafylactoïde reacties gemeld, mogelijk door invloed van ACE-remmers op bradykinine.
Antihistaminica, β2-sympathicomimetica, histamine-afgifteremmende middelen en corticosteroïden kunnen de tolerantiegrens van patiënten veranderen. Aanpassing van de dosering kan volgens de fabrikant noodzakelijk zijn bij verandering van deze medicatie.
Vaccinaties (zowel bacterieel als viraal) dienen ten minste 7 dagen na de laatste allergeeninjectie te worden toegediend. De immunotherapie kan 7 dagen na de vaccinatie weer worden hervat. Sommige fabrikanten adviseren de immunotherapie dan te hervatten met de helft van de laatst toegediende dosis. Bij orale immunotherapie hoeft de behandeling niet te worden onderbroken voor de vaccinatie.
Bij priktest
Het gebruik van β-blokkers is een relatieve contra-indicatie, zie bij immunotherapie.
Gebruik van antihistaminica dient ten minste een week voor aanvang van de test te worden gestaakt vanwege het risico op vals-negatieve uitslagen, voor ketotifen is dit ten minste 5 dagen. Langwerkende antihistaminica kunnen tot 8 weken na het stoppen ervan nog vals-negatieve uitslagen geven.
Inhalatiecorticosteroïden hebben geen invloed op de testuitslag.
Lokale corticosteroïden kunnen, als ze al ten minste 4 weken worden gebruikt, de reactie op de huidtests onderdrukken. Ze dienen ten minste een week voor aanvang van de test te worden gestaakt.
Langdurig gebruikte systemische corticosteroïden dienen ten minste 3 weken voor aanvang van de test te worden gestaakt, bij kortdurend gebruik is dit ten minste 3 dagen tot een week. Bij zowel langdurig als kortdurend gebruik hangt de periode van staken ook af van de dosering.
Gebruik van tricyclische antidepressiva dient ten minste 2 weken voor aanvang van de test te worden gestaakt vanwege het risico op vals-negatieve uitslagen, voor antipsychotica is dit ten minste 5 dagen.
Omalizumab dient ten minste 4 weken voor aanvang van de test te worden gestaakt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ALLERGEENEXTRACTEN | ||
---|---|---|
Acarizax, Actair
|
V01AA03 |