Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Geen informatie
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Oncologische aandoeningen |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Misselijkheid en braken zijn ernstig en treden vaak acuut op. Beenmergdepressie is ernstig.
Verder zijn gemeld duizeligheid, hoofdpijn, slaperigheid, convulsies, paresthesie, progressieve spierverlamming, hersendegeneratie en zelden alopecia, geelzucht, koorts, metaalachtige smaak, oorsuizen en doofheid.
Is sterk irriterend; trombose en tromboflebitis in de geïnjecteerde vene, donkerblauw/grijze verkleuring van de vene en ernstige necrose bij extravasatie kunnen optreden.
Bij cutane toepassing treden vaak overgevoeligheidsreacties op, ook anafylaxie komt voor.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor het desbetreffende oncolyticum. Voorzichtigheid is geboden bij beenmergdepressie die al bestaat bij aanvang van de therapie, immunodeficiëntie, slechte algemene toestand van de patiënt, hoge leeftijd en na voorbehandeling (bijvoorbeeld radiotherapie en eerdere behandeling met oncolytica).
Extravasatie: Gebied direct injecteren met 4% natriumthiosulfaatoplossing, vervolgens koelen met ijs 6-12 uur. Chloormethine is blaartrekkend.
Interacties oncolytica algemeen
Relevant: de meeste cytostatische oncolytica (niet de tyrosinekinaseremmers en de monoklonale antilichamen) kunnen het effect van cumarinederivaten op vele manireren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van cumarines geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van het cumarinederivaat gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen van natuurlijke oorsprong.
Niet beoordeeld: omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
STIKSTOFMOSTERDDERIVATEN | ||
---|---|---|
Endoxan
|
L01AA01 | |
Holoxan
|
L01AA06 |
ALKYLSULFONATEN | ||
---|---|---|
Myleran, Busilvex
|
L01AB01 |
ETHYLEENIMINEN | ||
---|---|---|
Tepadina
|
L01AC01 |