Anti-aritmicum. Purinenucleoside, dat – in diverse vormen – in alle lichaamscellen aanwezig is. Het vertraagt na snelle intraveneuze toediening de geleiding door de AV-knoop. Bij paroxismale supraventriculaire tachycardie kan het de re-entry circuits, waarbij de AV-knoop betrokken is, onderbreken en een normaal sinusritme herstellen. Als diagnosticum maakt het door tijdelijke vertraging van de AV-geleiding, de atriumactiviteit vanaf het ECG eenvoudiger te evalueren. In elektrofysiologische studies kan het helpen de plaats van het AV-blok te bepalen of na te gaan of geleiding ontstaat door een accessoire baan of via de AV-knoop.
Werking: na 1–2 minuten (anti-aritmisch).
Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Inj.vlst. 3 mg/ml; 6 mg/ml
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Supraventriculaire tachycardie |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Flushing, benauwdheidsaanval en het induceren van ventriculaire tachycardie.
Zeer vaak (> 10%): bradycardie, sinusarrest, overgeslagen hartslagen, atriale/ventriculaire extrasystolen, AV-blok, ventriculaire tachycardie. Dyspneu. Blozen. Pijn of drukkend/beklemmend gevoel op de borst.
Vaak (1–10%): hoofdpijn, duizeligheid, licht in het hoofd. Misselijkheid. Branderig gevoel op de toedieningsplaats. Bang gevoel.
Soms (0,1–1%): sinustachycardie, palpitaties. Druk op het hoofd. Wazig zien. Hyperventileren. Metaalsmaak. Transpireren, onaangenaam gevoel in de benen, armen of rug, pijn. Slap/onbehaaglijk gevoel.
Zeer zelden (< 0,01%): (ernstige) bradycardie (die niet gecorrigeerd wordt door atropine), atrium–/ventrikelfibrilleren, 'torsade de pointes'. Verergering van intracraniële hypertensie (gaat spontaan over). Bronchospasmen. Reacties op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: (ernstige) hypotensie, (fatale) asystolie/hartstilstand (m.n. bij een ischemische hartaandoening). Anafylactische reacties (incl. angio-oedeem en huidreacties zoals urticaria en huiduitslag). Syncope, convulsies (bij hiervoor vatbare patiënten). (Fatale) ademhalingsstilstand, (fatale) ademhalingsstoornissen. Braken.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Toediening dient plaats te vinden onder ECG controle. Adenosine heeft geen negatief-inotrope en vasodilaterende eigenschappen. Dient snel ingespoten te worden. In verband met mogelijke inductie van ventriculaire tachycardie dient defibrillator standby te staan.
Toedienen onder continue ECG-bewaking vanwege de kans op levensbedreigende aritmieën en cardiale resuscitatiefaciliteiten dienen voor direct gebruik aanwezig te zijn.
Vanwege het mogelijke hypotensieve effect voorzichtig toedienen bij stenose van de hoofdstam van de linker coronair arterie, niet gecorrigeerde hypovolemie, hartklepstenose, links–rechts shunt, pericarditis, pericard–effusie, autonome disfunctie of arteria carotis stenose met cerebrovasculaire insufficiëntie.
Voorzichtig zijn bij het WPW-syndroom met episoden van atriumfibrilleren en -flutter en bij een recente harttransplantatie (< 1 jaar geleden); bij atriumfibrilleren/flutter en een accessoire geleidingsbundel kan tijdens de behandeling met adenosine de geleiding via de anomale baan toenemen, waardoor er meer kans is op ventrikelfibrilleren; bij een recente harttransplantatie in de anamnese kan de gevoeligheid voor adenosine sterk zijn toegenomen, waardoor het effect het drie- tot vijfvoudige is van normaal; de adenosinedosering dient dan te worden verlaagd. Tevens voorzichtig zijn bij geringe geleidingsstoornissen (eerstegraads AV–blok, bundeltakblok), omdat deze tijdelijk kunnen toenemen tijdens de injectie en bij een recent myocardinfarct of ernstig hartfalen.
De behandeling onderbreken bij het optreden van ernstige bradycardie; ernstige bradycardie kan het optreden van 'torsade de pointes' bevorderen, met name bij een verlengd QT-interval. De toediening eveneens staken bij persisterende of symptomatische hypotensie.
Adenosine kan bronchospasmen veroorzaken of verergeren, bij gevoeligheid voor convulsies kan adenosine convulsies veroorzaken.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Niet beoordeeld: dipyridamol blokkeert de opname van adenosine in de lichaamscellen en remt het metabolisme van adenosine, waardoor het hemodynamische effect met 75-90% kan toenemen. Bij combinatie met dipyridamol dient de dosering van adenosine te worden verlaagd of dient dipyridamol 24 uur voorafgaand aan de behandeling met adenosine te worden gestaakt.
Theofylline en coffeïne kunnen de elektrofysiologische effecten van adenosine antagoneren; theofylline dient ten minste 24 uur en coffeïnehoudende dranken dienen gedurende 12 uur voorafgaande aan de behandeling met adenosine te worden gestaakt.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
PROSTAGLANDINES | ||
---|---|---|
Prostin VR
|
C01EA01 |
OVERIGE CARDIACA | ||
---|---|---|
C01EB06 | ||
Pedea
|
C01EB16 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.