Unlicensed
Toon SmPC tekstKaliumcitraat wordt omgezet in kaliumwaterstofcarbonaat, waardoor de pH van de urine stijgt en urinestenen oplossen.
Citraat wordt gemetaboliseerd tot het waterstofcarbonaat. Het wordt uitgescheiden met de urine, waarvan minder dan 5% in onveranderde vorm.
Profylaxe van urinestenen |
---|
Nier- en urinestenen |
---|
Drank 144 mg/ml (bevat 0,44 mmol/ml kaliumcitraat, 0,57 mmol/ml citraat en 1.34 mmol/ml kalium (dit geldt voor de producten van DCB en DMB)),
Drank 253,6 mg/ml (bevat 0,78 mmol/ml kaliumcitraat, 1 mmol/ml citraat, 2.36 mmol/ml kalium) (product Pharmaline)
Drank FNA 0,33 mmol/ml (bevat 0,22 mmol/ml kaliumcitraat, 0,33 mmol/ml citraat, 0,66 mmol/ml kalium)
Tablet met gereguleerde afgifte (Urocit-K, via Internationale apotheek) 540 mg (1,7 mmol), 1080 mg (3,3 mmol)
Capsule 500 mg
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
KALIUM | ||
---|---|---|
A12BA01 |
Hyperkaliëmie komt zelden voor na orale of langzame intraveneuze toediening bij personen met een normale nierfunctie. Het risico op hyperkaliëmie neemt toe bij snelle intraveneuze infusie, bepaalde co-medicatie (zie de rubriek Interacties) of bepaalde aandoeningen (zie de rubriek Contra-indicaties).
Bij orale toediening kunnen maagdarmstoornissen optreden, waaronder misselijkheid, braken, maagpijn, diarree, laesies, bloedingen, obstructie en winderigheid. Kaliumzouten hebben een ulcerogene werking en daarom wordt aanbevolen de kaliumzouten tijdens of vlak na het eten in te nemen. Ter voorkoming van een plaatselijk hoge concentratie kalium heeft een vloeibare orale toedieningsvorm de voorkeur. Bij gebruik van een kaliumzout in vaste toedieningsvorm wordt inname in zittende of staande houding met veel water aanbevolen.
Bij intraveneuze toediening kunnen pijn op de injectieplaats en flebitis optreden.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Vertraagde maagdarmpassage, waaronder gastro-intestinale obstructie (bij vaste orale toedieningsvormen), hyperkaliëmie of aandoeningen die hiertoe aanleiding kunnen geven, zoals chronische verminderde nierfunctie, chronisch hartfalen, onbehandelde bijnierschorsinsufficiëntie, acute dehydratie, gedecompenseerde metabole acidose, onbehandelde diabetes mellitus en situaties met uitgebreide weefselbeschadiging (zoals brandwonden). Mechanismen hierachter zijn onder andere een verminderde urineflow en een tekort aan aldosteron of aan insuline,
Tijdens behandeling met kalium moet worden gezorgd voor een goede diurese vanwege het risico op hyperkaliëmie.
Er zijn aanwijzingen dat onvoldoende inname van kalium via voedsel kan leiden tot hypertensie en dat voldoende inname van kalium hypertensie kan bestrijden en/of voorkomen.
Bij orale toediening is voorzichtigheid geboden bij ulcus ventriculi of ulcus duodeni (actueel of in de anamnese), omdat kaliumzouten irritatie van het slijmvlies van het maagdarmkanaal kunnen veroorzaken. Kaliumzouten in vloeibare toedieningsvorm geven minder klachten en hebben de voorkeur boven vaste toedieningsvormen
Relevant: combinatie met kaliumsparende diuretica dient bij voorkeur te worden vermeden, omdat hyperkaliëmie kan optreden. Bij combinatie dient de kaliumconcentratie te worden gecontroleerd.
Het risico op hyperkaliëmie neemt toe bij combinatie met een ACE-remmer of een angiotensine-II-antagonist, aangezien deze middelen de plasmakaliumconcentratie kunnen verhogen. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden.
Kaliumzouten en kaliumbinders (natriumzirkoniumcyclosilicaat, patiromeer, polystyreensulfonzuur) werken elkaar tegen.
Niet beoordeeld: het risico op hyperkaliëmie neemt toe bij gebruik van geneesmiddelen waarbij hyperkaliëmie als bijwerking kan optreden, zoals β-blokkers, ciclosporine, digoxine (bij ernstige intoxicatie), heparine, NSAID's, oncolytica en tacrolimus.
De kaliumbehoefte kan zijn verhoogd bij gebruik van middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken, zoals amfotericine B, levodopa, corticosteroïden en cisplatine.
Drospirenon kan het risico op hyperkaliëmie verhogen via aldosteronantagonisme.