Via DNA-recombinanttechniek vervaardigd polypeptide, dat overeenkomt met humaan hypofysair groeihormoon. Oefent de meeste werking uit via insuline-achtige groeifactor 1 (IGF-1), dat wordt geproduceerd in weefsels in het hele lichaam, vooral in de lever. Stimuleert de groei van de epifysairschijf in de lange beenderen; ook andere weefsels dan bot, zoals bindweefsel, huid, skeletspieren, thymus, lever, gonaden en (bij)nier kunnen in omvang toenemen. Bevordert de eiwitsynthese en beïnvloedt het vet- en koolhydraatmetabolisme en de mineraalhuishouding. Bij kinderen stimuleert het de lengtegroei en verhoogt het de groeisnelheid zolang de epifysairschijven nog niet gesloten zijn. Bij volwassenen verlaagt het de vetmassa, vergroot het de spiermassa, verhoogt het de minerale botdichtheid en verbetert het de energie, de vitaliteit en het subjectief welbevinden en normaliseert het de serum-IGF-1-(somatomedine-C-)concentratie. 1 mg somatropine = 3 IE somatropine.
Tmax = s.c. 4–8 uur. T1/2el = 2–3 uur.
Poeder voor inj.vlst. 5 mg, 12 mg + 1 ml oplosm.
Poeder voor inj.vlst. 6 mg, 12 mg, 24 mg + 3.1 ml oplosm;
Inj.vlst. "flexpro" 3.33 mg/ml, 6,67 mg/ml, 10 mg/ml
Inj.vlst. 5 mg/ml
Poeder voor inj.vlst. 4 mg + 3.5 ml oplosm.
Poeder voor inj.vlst. 10 mg + 1 ml oplosm.
Omnitrope oplossing voor injectie 3,33 mg/ml bevat benzylalcohol 9 mg/ml.
Ga snel naar:
Groeistoornis tgv groeihormoondeficientie |
---|
|
Groeistoornis ten gevolge van het Prader Willi syndroom of kinderen die klein waren bij geboorte (SGA) |
---|
|
Groeistoornis ten gevolge van syndroom van Turner, chronische nierinsufficientie of SHOX deficientie |
---|
|
Groeistoornis tgv Noonan-syndroom |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Zeer vaak (> 10%): voorbijgaande reacties op de toedieningsplaats.
Vaak (1-10%): huiduitslag, urticaria. Perifeer oedeem. Verminderde glucosetolerantie. Artralgie, myalgie, progressie van scoliose.
Soms (0,1-1%): stijfheid in extremiteiten. Paresthesie. Jeuk.
Zelden (0,01-0,1%): hypertensie. Insomnia.
Zeer zelden (< 0,01%): gynaecomastie.
Verder zijn gemeld: gezichtsoedeem. Epifysiolyse van de femurkop en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes, het is onduidelijk of deze bijwerkingen verband houden met de onderliggende aandoening of met de behandeling met somatropine.
Vaak (1-10%): hypothyroïdie. Reacties op de injectieplaats (zoals atrofie of hypertrofie, hemorragie), asthenie. Vorming van antilichamen (met lage bindingscapaciteit en in het algemeen geen klinische relevantie). Hoofdpijn, hypertonie.
Soms (0,1-1%): anemie. Tachycardie. (Draai)duizeligheid. Papiloedeem, diplopie, wazig zien. Braken, buikpijn, flatulentie, misselijkheid. Hypoglykemie, hyperfosfatemie. Spieratrofie, botpijn. (Maligne) neoplasmata. Somnolentie, nystagmus. Persoonlijkheidsstoornissen. Urinaire incontinentie, hematurie, pollakisurie. Genitale afscheiding, bloeding van de baarmoeder. Lipodystrofie, (exfoliatieve) dermatitis, hirsutisme, atrofie of hypertrofie van de huid.
Zelden (0,01-0,1%): diarree. Gegeneraliseerde jeuk. Vermoeidheid, koorts. Abnormale botontwikkeling, osteochondrose. Diabetes mellitus, gewichtstoename. Neuropathie, benigne intracraniële hypertensie, migraine. Prikkelbaarheid, depressie. Tonsillaire hypertrofie. Melanocytaire naevus.
Verder zijn gemeld: pancreatitis, insulineresistentie, verlaagd cortisolgehalte in bloed, overgevoeligheid, adenoïdhypertrofie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Behandeling met somatropine kan leiden tot daling van de serumcortisolconcentratie (door remming van de omzetting van cortison naar cortisol); eerder niet-gediagnosticeerd centraal (secundair) hypoadrenalisme kan worden vastgesteld, en glucocorticoïd substitutietherapie kan nodig zijn.
Tijdens de behandeling kan zich hypothyroïdie ontwikkelen en onbehandelde hypothyroïdie kan de respons op somatropine verminderen. Controleer regelmatig de schildklierfunctie, zo nodig schildklierhormoon aanvullen.
Vóór en tijdens de therapie fundoscopisch onderzoek op papiloedeem verrichten, vooral bij ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusproblemen, misselijkheid en/of braken. Bij aanwezigheid van papiloedeem het bestaan van benigne intracraniële hypertensie overwegen en zo nodig de groeihormoontherapie onderbreken. Bij hervatten van de therapie is zorgvuldige controle noodzakelijk.
Tijdens behandeling controleren op symptomen van glucose-intolerantie. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus vanwege een diabetogene werking van groeihormoon; na instellen van somatropinebehandeling kan een hogere dosis insuline nodig zijn. Behandeling met somatropine is niet aangewezen bij diabetici met actieve proliferatieve of ernstige niet–proliteratieve retinopathie.
Bij aanhoudend oedeem of ernstige paresthesie de dosering verlagen om ontwikkeling van het carpale-tunnelsyndroom te voorkomen.
Bij het uitblijven van een respons moeten antilichamen worden bepaald en bij stijgende titers tevens de bindingscapaciteit.
Bij een klein aantal kinderen met groeihormoondeficiëntie is leukemie gemeld; echter er is geen bewijs dat de incidentie van leukemie is verhoogd zonder de aanwezigheid van predisponerende factoren, bv. bestraling van het hoofd of de hersenen. Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is de kans op een tweede neoplasma vergroot door behandeling met somatropine; vooral intracraniële tumoren (met name meningeomen) kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma. Bij volledige remissie van een maligne aandoening, zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief nadat de behandeling met groeihormoon is begonnen.
Bij groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening.
Bij kinderen zijn epifysiolyse van de femurkop en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes gemeld; alertheid op beginnend mank lopen, pijnklachten aan heup of knie is om die reden belangrijk tijdens behandeling met somatropine.
Wees alert bij optreden van buikpijn bij kinderen vanwege kans op pancreatitis.
Tijdens behandeling controleren op tekenen van scoliose omdat dit bij ieder snelgroeiend kind kan verergeren.
Er is een verhoogde mortaliteit ten opzichte van placebo aangetoond bij patiënten met een acute levensbedreigende aandoening ten gevolge van complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie, die werden behandeld met een hoge dosering somatropine (5,3-8 mg/dag). De veiligheid van het continueren van groeihormoonsuppletie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening, is niet vastgesteld.
Niet beoordeeld:
De groeibevorderende werking van somatropine kan worden geremd door glucocorticoïden. De werking van corticosteroïden kan verminderen door somatropine.
Hoge doses androgenen en oestrogenen kunnen het bot versneld doen rijpen; hierdoor kan de groei worden geremd.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CORTICOTROFINE | ||
---|---|---|
Synacthen
|
H01AA02 |
SOMATROPINE EN SOMATROPINE-AGONISTEN | ||
---|---|---|
Increlex
|
H01AC03 | |
Sogroya
|
H01AC07 | |
Ngenla
|
H01AC08 |