Hypertensie: On-label
Diurese: On-label
(Conc. voor) infusieopl. 10 mg/ml
Inj.vlst. 10 mg/ml
Infusievlst. 1000mg/400 ml in pomp 100 ml/uur
Tablet 20 mg, 40 mg, 500 mg
Caps. met gereguleerde afgifte 60 mg
Furosemide drank 2 mg/ml FNA; 5 mg/ml FNA
Lisdiureticum. Furosemide remt de terugresorptie van natrium–en chloorionen in het opstijgende deel van de Lis van Henle. De uitscheiding van kalium, calcium en magnesium wordt bevorderd
Biologische beschikbaarheid 40-80%.
Neonaten
Afhankelijk van de rijping van de nieren kan de uitscheiding van furosemide langzaam verlopen. Bij kinderen met onvoldoende capaciteit tot glucuronidering is ook het metabolisme van furosemide verminderd. De halfwaardetijd bij neonaten is minder dan 12 uur. Bij een postnatale leeftijd vanaf 2 maanden is de klaring gelijk aan die van volwassenen.
Indicatie: Overvulling en oedeem. |
---|
|
Indicatie: Hypertensie |
---|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
SULFONAMIDEN | ||
---|---|---|
Burinex
|
C03CA02 |
Gehoorbeschadiging (bij langdurig gebruik), hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Dehydratie kan vooral bij kinderen leiden tot trombo-embolische processen of collaps.
In premature zuigelingen zijn calcificatie van de nieren en nierstenen gemeld.
Zeer vaak (> 10%): dehydratie, hypovolemie (m.n. bij ouderen), verstoring van de elektrolytenbalans. Verhoogd serumcreatinine, verhoogd serumtriglyceriden. Bij injectie: (orthostatische) hypotensie.
Vaak (1–10%): hemoconcentratie. Hyponatriëmie, hypochloremie, hypokaliëmie. Leverencefalopathie (bij hepatocellulaire insufficiëntie). Verhoogd urinevolume, verhoogde waarden cholesterol. Verhoogd urinezuur in serum, evt. leidend tot jichtaanval.
Soms (0,1–1%): trombocytopenie. Gehooraandoeningen, zoals tinnitus (meestal tijdelijk, vnl. bij nierinsufficiëntie en hypoproteïnemie), doofheid (soms irreversibel). Misselijkheid. Jeuk, urticaria, huiduitslag, erythema multiforme, bulleuze dermatitis, pemfigoïd, exfoliatieve dermatitis, purpura, fotosensibilisatie. Verhoogde waarde ureum in serum, verlaging glucosetolerantie.
Zelden (0,01–0,1%): leukopenie, eosinofilie. Anafylactische/anafylactoïde reactie, anafylactische shock. Paresthesieën, hyperosmolair coma. Vasculitis. Maag-darmklachten (braken, diarree). Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Tubulo–interstitiële nefritis. Koorts.
Zeer zelden (< 0,01%): aplastische anemie, hemolytische anemie, agranulocytose. Cholestase, acute pancreatitis, transaminasewaarden verhoogd.
Verder zijn gemeld: hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, metabole alkalose. Bloeddruk verlaagd. Trombose. Acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP), geneesmiddeluitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS). Acute urineretentie bij een gedeeltelijke urinewegverstopping, nefrocalcinose of nefrolithiase, of meer kans op het openblijven van de ductus arteriosus (bij 'infant respiratory distress syndrome') in prematuren, nierfalen. Pseudo-Bartter syndroom. Bij injectie: pijn/reactie op de injectieplaats.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Hypovolemie, dehydratie. Anurie door nierinsufficiëntie. Ernstige hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie. (Pre–)comateuze toestand geassocieerd met leverencefalopathie. Overgevoeligheid voor sulfonamiden. Tabletten 500 mg: glomerulaire filtratiesnelheid > 20 ml/min.
Bij kinderen in het begin van de behandeling laag doseren om hypovolemie met circulatoire insufficiëntie door abrupte diurese te voorkomen. Combineren met spironolacton bij hypokaliëmie. Geen onderhoudstherapie bij neonaten (hypercalciurie) uitgezonderd bij cardiologische indicatie.
Intraveneuze toediening: Injectievloeistof is sterk alkalisch, continue toediening via een aparte lijn, niet samen met standaard IC medicatie. Cave ritmestoornissen, gebruik van digoxine of corticosteroiden.
Bij premature zuigelingen met 'respiratory distress'-syndroom geeft furosemide een verhoogd risico op het openblijven van de ductus Botalli indien toegediend in de eerste weken post partum.
Bij kinderen en ouderen in het begin van de behandeling laag doseren om hypovolemie met circulatoire insufficiëntie door abrupte diurese te voorkomen. Voorzichtig bij hypotensie, ernstig hartfalen, significante stenose van de kransaders of cerebrale bloedvaten, gestoorde leverfunctie, progressieve nierinsufficiëntie (hepato–renaal syndroom), hyperurikemie en bij jicht (in de anamnese). Bij hypercalciëmie eerst een eventuele dehydratie corrigeren; tijdens de behandeling daarna met furosemide is eveneens een nauwkeurige vervanging van verloren vocht en elektrolyten noodzakelijk. Bij langdurige therapie, hoge dosering, digoxine gebruik, pre-existent leverlijden, diarree, braken, intens zweten, kaliumverlies door nierziekten of hyperaldosteronisme verdient het aanbeveling regelmatig de serumelektrolyten en het serumcreatinine te controleren en hypovolemie, dehydratie, significante elektrolytverstoringen (m.n. hypokaliëmie) en zuur/baseverstoringen te corrigeren. Kaliumrijk dieet is aan te bevelen bij langdurig gebruik (aardappelen, bananen, tomaten, vruchtensappen, gedroogde vruchten, bloemkool, spinazie). Instelling bij oudere patiënten, bij hypoproteïnemie bijvoorbeeld geassocieerd met het nefrotisch syndroom (toegenomen kans op ototoxiciteit), bij ernstig hartfalen en bij levercirrose met ascites dient bij voorkeur langzaam, onder zorgvuldige controle en in de kliniek plaats te vinden. Een bestaande metabole alkalose kan verergeren. Bij bestaande of latente diabetes mellitus is in het begin van de therapie regelmatig controle van de bloedglucosewaarden vereist. Controleer regelmatig de nier- en leverfunctie bij langdurig gebruik of bij bestaande nier- of leverfunctiestoornissen. Sterke diurese kan bij een gestoorde nierfunctie een (reversibele) nierfunctievermindering veroorzaken. Een adequate vochttoevoer is bij dergelijke patiënten noodzakelijk. Patiënten met meer kans op radiocontrast-nefropathie dienen voor blootstelling aan radiocontrast intraveneuze (re)hydratie te ontvangen. De klachten van een gedeeltelijke urinewegobstructie kunnen verergeren en acute urineretentie kan optreden. Een verhoging van het serumcholesterol- en/of serumtriglyceridengehalte is mogelijk en keert bij voortzetting van de behandeling meestal binnen 6 maanden terug op het normale niveau. Bij prematuren kunnen nefrocalcinose en nierstenen ontstaan; de nierfunctie controleren en een echo van de nieren maken. Furosemide 500 mg tabletten en het concentraat voor injectie alleen gebruiken bij een duidelijk verminderde GFR, vanwege het risico van overmatig vloeistof– en elektrolytenverlies.
Relevant: het risico op nefrotoxiciteit door cisplatine kan worden verhoogd.
De plasmaconcentratie stijgt door Viekirax® in combinatie met dasabuvir.
Niet beoordeeld: fenytoïne en fenobarbital kunnen de werking van furosemide verminderen.
Bij combinatie met risperidon bij ouderen met dementie is een verhoogde mortaliteit gevonden; het mechanisme hiervan is niet vastgesteld, dehydratie was echter een risicofactor.
Bij combinatie met fluoxetine zijn enkele gevallen van onverwachte dood opgetreden; een causale relatie is niet vastgesteld, mogelijk speelt additie van hyponatriëmie een rol.
Galzuurbindende harsen kunnen de biologische beschikbaarheid verminderen.
Bij combinatie met terbutaline is het risico op hypokaliëmie verhoogd.
Interacties lisdiuretica algemeen:
Relevant: NSAID's veroorzaken water- en zoutretentie, waardoor hartfalen kan optreden of verergeren. Dit effect kan al optreden binnen enkele dagen na start van het NSAID en is vooral van belang bij ernstig hartfalen. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden; als dit niet mogelijk is, moet de nierfunctie worden gecontroleerd en te sterke ontwatering worden vermeden.
Er bestaat risico op plotselinge hypotensie wanneer een RAAS-remmer wordt toegevoegd aan therapie met een lisdiureticum; tevens kan nierinsufficiëntie optreden. Bij toevoeging aan een lisdiureticum moet de startdosering van de RAAS-remmer worden verlaagd; tijdelijk staken van het lisdiureticum is niet gewenst bij hartfalen.
De toxiciteit van lithium kan toenemen doordat de uitscheiding wordt geremd.
Gevaarlijke hypokaliëmie kan optreden bij combinatie met acetazolamide; bij voorkeur wordt ook een kaliumsparend diureticum of een kaliumzout toegevoegd.
Bij combinatie met ketanserine kunnen ernstige hartritmestoornissen optreden, het risico hierop is verhoogd bij hypokaliëmie.
Bij combinatie met carbamazepine of oxcarbazepine kan hyponatriëmie optreden.
De absorptie wordt verminderd door gelijktijdige inname met colestyramine. Het lisdiureticum moet ten minste 4 uur vóór colestyramine worden ingenomen.
Niet relevant: bij optreden van hypokaliëmie wordt de toxiciteit van digoxine versterkt.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van lisdiuretica met aminoglycosiden.
Niet beoordeeld: bij optreden van hyperglykemie kan het effect van bloedglucoseverlagende middelen worden verminderd.
De werking van niet-depolariserende spierrelaxantia wordt versterkt.
Combinatie met corticosteroïden kan tot overmatig kaliumverlies leiden.