Recombinant fusie-eiwit geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen, bestaande uit delen van humaan VEGF-receptor 1 en 2, gefuseerd met het Fc-gedeelte van humaan IgG1. Aflibercept werkt als een oplosbare 'lokreceptor', die VEGF-A (vasculaire endotheliale groeifactor-A) en PIGF (placentaire groeifactor) met een hogere affiniteit dan hun natuurlijke receptoren bindt, en daardoor de binding en activering van deze verwante VEGF-receptoren kan verhinderen. Een overmatige activering van de natuurlijke receptoren kan leiden tot pathologische neovascularisatie, vasculitis en vasculaire permeabiliteit.
De farmacokinetische eigenschappen van aflibercept werden geëvalueerd bij premature kinderen met ROP bij een dosis van 0,4 mg aflibercept (per oog). Na intravitreale injectie waren de concentraties vrij en gebonden aflibercept hoger dan de concentraties waargenomen bij volwassen patiënten met natte LMD die 2 mg (in één oog) kregen, maar lager dan na intraveneuze toediening van de maximaal verdragen dosis van 1 mg/kg bij volwassen patiënten. Gemiddelde concentraties vrij aflibercept daalden tot ongeveer 0,13 microgram/ml op week 4 na toediening. Plasmaconcentraties vrij aflibercept daalden binnen ongeveer 8 weken tot waarden onder of dicht bij de ondergrens van kwantificatie. Gemiddelde concentraties van aangepast gebonden aflibercept stegen tot 1,34 microgram/ml op week 4 en namen daarna af.
Een verkennende farmacokinetische/farmacodynamische analyse liet geen verband zien tussen systemische afliberceptconcentraties en farmacodynamische effecten, zoals veranderingen in de bloeddruk.
Inj.vlst. 40 mg/ml;
Prematuren retinopathie (ROP) |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Bijwerkingen die werden gemeld bij meer dan één patiënt behandeld met 0,4 mg aflibercept, waren retinaloslating, retinabloeding, conjunctivabloeding, injectieplaatsbloeding, verhoogde intraoculaire druk en ooglidoedeem.
Bijwerkingen die zijn vastgesteld voor indicaties voor volwassenen worden ook als van toepassing beschouwd voor premature kinderen met ROP, hoewel deze niet allemaal werden waargenomen in het fase III-onderzoek.
Het veiligheidsprofiel op de lange termijn bij premature kinderen is niet vastgesteld.
Lokaal
Zeer vaak (> 10%): retinabloeding, conjunctivale bloeding, verminderde gezichtsscherpte, oogpijn.
Vaak (1-10%): degeneratie van de retina, loslating of scheur in RPE-blad, cataract (nucleair, subcapsulair), abrasie of erosie van de cornea, keratitis punctata, ooglid-oedeem, verhoogde intra-oculaire druk, wazig zien, troebeling of loslating van het glasvocht, glasvochtbloeding, verhoogde traanproductie, gevoel van vreemd voorwerp in het oog, conjunctivale of oculaire hyperemie, bloeding of pijn op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): endoftalmitis, lenticulaire troebeling, cornea epitheeldefect, oedeem van cornea, iritis, iridocyclitis, uveïtis, scheur of loslating van de retina, irritatie van het ooglid of op de injectieplaats, verschijnselen van ontsteking in voorste oogkamer, corticaal cataract.
Zelden (0,01-0,1%): hypopyon, vitritis, blindheid, traumatisch cataract.
Systemisch
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties zoals huiduitslag, jeuk en urticaria.
Verder zijn gemeld: ernstige anafylactische/anafylactoïde reacties.
Bij gebruik van andere intravitreale VEGF-remmers zijn niet-oculaire bloedingen en arteriële trombotische complicaties gemeld. Er is een theoretisch risico van arteriële trombo-embolische aandoeningen, waaronder het optreden van een herseninfarct of myocardinfarct, na intravitreaal gebruik van aflibercept ten gevolge van systemische VEGF-remming.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij prematuren-retinopathie ouders instrueren bij de volgende symptomen direct contact te laten opnemen: roodheid/irritatie van het oog, afscheiding uit het oog, ooglidzwelling of fotofobie.
Intravitreale injectie en reacties: Controleer de patiënt in de week na de intravitreale injectie, zodat bij het optreden van een infectie vroegtijdige behandeling mogelijk is. Instrueer de patiënt om mogelijke symptomen van endoftalmitis of van overige reacties samenhangend met de intravitreale injectie (intra-oculaire ontsteking, glasvochtbloeding, retinaloslating en/of scheur, traumatische cataract) direct te melden. Daarbij bij de volgende klachten direct contact laten opnemen: oogpijn of toegenomen ongemak, verergering van de roodheid van het oog, wazig of verminderd zicht, een toegenomen aantal kleine deeltjes in het zicht, of verhoogde gevoeligheid voor licht. Immunogeniciteit door antilichaamvorming kan zich uiten in een toename van de ernst van een intra-oculaire ontsteking.
Niet toepassen bij:
Wees voorzichtig bij:
Controleer bij slecht gereguleerd glaucoom, de intra-oculaire druk en de perfusie van de papil wegens het mogelijk optreden van toename van de intra-oculaire druk binnen 1 uur na injectie.
Toediening onderbreken en de behandeling niet voortzetten in geval van:
Diabetes: Er is weinig ervaring met de behandeling bij DME als gevolg van diabetes mellitus (type 1 of 2) met een HbA1c > 12% of met proliferatieve diabetische retinopathie. Er is geen ervaring bij diabetes mellitus in combinatie met hypertensie, die niet onder controle is gebracht.
Bij myope CNV is er geen ervaring in het behandelen van niet-Aziatische patiënten, patiënten die eerder zijn behandeld voor myope CNV en patiënten met extrafoveale laesies.
Er is geen ervaring bij gelijktijdige andere oogaandoeningen (zoals een maculagat of loslating van de retina) of bij gelijktijdige actieve systemische infecties.
Niet onderzocht; de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij:
Niet beoordeeld:
Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig of achtereenvolgend gebruik van intraveneus aflibercept en bisfosfonaten, vanwege een verhoogd risico op osteonecrose van de kaak.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
OCULAIRE ANTINEOVASCULARISATIEMIDDELEN | ||
---|---|---|
Lucentis
|
S01LA04 |