Spierspasmen: On-label
Toon SmPC tekstTablet 2,5 mg, 5 mg, 10 mg, 25 mg
Capsule 2,5 mg
Drank 1 mg/ml
Spierrelaxans met een spinaal aangrijpingspunt. Remt op spinaal niveau de mono- en polysynaptische reflexoverdracht in de afferente terminale zenuwen, waarschijnlijk door stimulering van de GABA-B-receptoren, die het vrijkomen van glutaminezuur en asparaginezuur belemmert. Het heeft een anti-nociceptief effect.
De volgende kinetische parameters zijn bekend bij kinderen 2-12 jaar na een orale dosis van 2,5 mg:
Cl: 315,9 ml/uur/kg
Vd: 2,58 l/kg
T1/2: 5,1 uur
Tmax: 0,95-2 uur
Indicatie: Spierspasmen |
---|
|
Indicatie: Spierspasmen van cerebrale of spinale oorsprong |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Sedatie (vooral bij begin behandeling), braken en diarree.
Vooral in het begin door te snelle dosisverhoging en te hoge dosering met name bij ouderen, psychische ziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Zeer vaak (> 10%): sedatie, slaperigheid en misselijkheid. Vaak (1-10%): afname cardiale output, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, hoofdpijn, ataxie, tremor, nystagmus, accommodatiestoornissen, visusstoornissen, ademhalingsdepressie, hypotensie, braken, obstipatie, diarree, droge mond, hyperhidrose, huiduitslag, pollakisurie, enuresis, dysurie, moeheid, verwardheid, euforie, depressies, slapeloosheid, nachtmerries, hallucinaties, spierpijn, spierzwakte. Zelden (0,01-0,1%): paresthesie, dysartrie, urineretentie, erectiele disfunctie, abdominale pijn, smaakstoornis, leverfunctiestoornis. Zeer zelden (< 0,01%): geneesmiddelgeïnduceerde hepatitis, hypothermie. Verder is gemeld: urticaria, convulsie, verlaging van de convulsiedrempel, verhoogd urinezuurgehalte. Paradoxaal is een toegenomen spasticiteit gezien.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij spierhypotonie de dosering verlagen. Bij staken na langdurige therapie de dosering afbouwen.
Voorzichtigheid is geboden bij psychische stoornissen, schizofrenie, depressie, manie, verwarde toestand, de ziekte van Parkinson, omdat exacerbaties van deze aandoeningen kunnen optreden. Voorzichtigheid is geboden bij ulcus ventriculi, ulcus duodeni, cerebrovasculaire ziekten, respiratoire insufficiëntie, nierinsufficiëntie en hepatische insufficiëntie. Leverenzymen en glucosewaarden regelmatig controleren bij leverziekten c.q. diabetes mellitus. Door verlaging van de drempel voor convulsies kunnen bij epilepsie insulten optreden. Bij epilepsie is controle aangewezen. Beëindiging van een behandeling dient, indien mogelijk, geleidelijk plaats te vinden (gedurende 1–2 w.). Bij abrupt beëindigen zijn na orale toediening psychische stoornissen, convulsies, tachycardie en versterkte spasticiteit waargenomen. Baclofen kan de tonus van de externe blaassfincter verhogen; hierdoor kan incontinentie minder worden, maar in andere gevallen – bij bestaande verhoogde sfinctertonus – urineretentie optreden. Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden kunnen daarvan hinder ondervinden. Bij hoge koorts rekening houden met het maligne antipsychoticasyndroom.
Niet beoordeeld: de werking van antihypertensiva kan worden versterkt, zo nodig moet de dosering ervan worden aangepast.
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Tricyclische antidepressiva kunnen het effect van baclofen versterken, waardoor musculaire hypotonie kan optreden.
Bij combinatie met levodopa plus carbidopa is het optreden van verwardheid, hallucinaties en agitatie gemeld.