Recombinant humane insuline-achtige groeifactor 1 (rhIGF-1). Onder normale omstandigheden bindt groeihormoon (GH) aan de GH-receptor in de lever en andere weefsels en stimuleert de synthese en secretie van IGF-1. Activering in de doelweefsels van de IGF-1-receptor type 1, die homoloog is aan de insulinereceptor, leidt tot weefselgroei en tot veranderingen in het koolhydraat- en bot/mineraalmetabolisme.
T1/2: 5,8 uur
Inj.vlst. 10 mg/ml
Groeistoornissen met ernstige primaire insuline-achtige groeifactor-1-deficiëntie (IGFD). |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (m.n. in eerste maand). Hoofdpijn. Otitis media. Braken, buikpijn. Gewrichtspijn, pijn in ledematen. Hypertrofie van de injectieplaats, blauwe plekken op de injectieplaats.
Vaak (1-10%): thymushypertrofie. Hypoglykemisch insult, hyperglykemie. Convulsies, duizeligheid, tremor. Papiloedeem. Hypoacusis, oorpijn, vocht in het middenoor. Hartruis, tachycardie. Tonsilhypertrofie (m.n. de eerste 1–2 jaar), adenoïdhypertrofie, slaapapneusyndroom, snurken. Huidhypertrofie, abnormale haarstructuur. Scoliose, spierpijn. Melanocytaire naevus. Gynaecomastie. Pijn op de injectieplaats, reacties op de injectieplaats (zoals erytheem, irritatie, huiduitslag, zwelling, induratie), lipohypertrofie.
Soms (0,1–1%): depressie, nervositeit. Goedaardige intracraniële hypertensie. Cardiomegalie, ventrikelhypertrofie, mitralis- of tricuspidalisinsufficiëntie. Gewichtstoename.
Verder zijn gemeld: lokale allergische reacties op de injectieplaats (bv. pruritus, urticaria), alsmede systemische overgevoeligheidsreacties met als symptomen anafylaxie, gegeneraliseerde urticaria, angio-oedeem en dyspneu. Alopecia. Goedaardige en kwaadaardige neoplasmata
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Actieve of vermoede neoplasie.
De diagnose ernstige primaire IGFD wordt gedefinieerd door een lengte standaarddeviatiescore ≤ –3,0, een basale IGF-1 spiegel lager dan het 2,5e percentiel voor leeftijd en geslacht, voldoende groeihormoon, uitsluiting van secundaire vormen (zoals ondervoeding, hypothyroïdie, chronische behandeling met farmacologische doses anti-inflammatoire steroïden). Vóór de start van de behandeling schildklierstoornissen en voedingsdeficiënties corrigeren. De behandeling beëindigen wanneer de epifysairschijven gesloten zijn. Voorafgaande aan en na staken van de behandeling een echocardiogram maken. Patiënten met afwijkingen hierop of met cardiovasculaire symptomen regelmatig echocardiografisch controleren. Wees voorzichtig bij jonge kinderen, kinderen met een hypoglykemie in de anamnese of met een onregelmatig eetpatroon, vanwege de insulineachtige hypoglykemische effecten van mecasermine. Met name in het begin van de behandeling tot 2–3 uur na toediening risicovolle bezigheden vermijden. Patiënten met een voorgeschiedenis van ernstige hypoglykemie moeten glucagon bij de hand hebben. Controleer periodiek op complicaties als snurken, slaapapneu en chronische middenoorontsteking, omdat mecasermine hypertrofie van het lymfoïde weefsel kan veroorzaken. Bij aanvang en tijdens de behandeling, alsmede bij klinische symptomen zoals visusveranderingen, hoofdpijn, misselijkheid en/of braken wordt fundoscopisch onderzoek aanbevolen, vanwege het risico van intracraniële hypertensie. Tijdens behandeling controleren op symptomen van femorale epifysiolyse en progressie van scoliose zoals mank lopen, pijn in de heup/knieën, vooral bij patiënten die snel groeien. Bij allergische reacties de behandeling onmiddellijk onderbreken. Indien na een jaar geen respons is opgetreden, de behandeling heroverwegen. Bij allergische reactie, bij onverwacht hoge IGF-1-bloedwaarden of uitblijven groeirespons een test uitvoeren op antistoffen. Benzylalcohol kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen tot 3 jaar.
Er zijn gevallen van goedaardige en kwaadaardige tumoren waargenomen bij kinderen en
adolescenten die zijn behandeld met mecasermine (DHPC Increlex- 02-12-2019).
Niet beoordeeld: gelijktijdige toediening van insuline of andere bloedglucoseverlagende middelen kan het hypoglykemische effect versterken.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
CORTICOTROFINE | ||
---|---|---|
Synacthen
|
H01AA02 |
SOMATROPINE EN SOMATROPINE-AGONISTEN | ||
---|---|---|
Sogroya
|
H01AC07 | |
Ngenla
|
H01AC08 | |
Genotropin, Norditropin, Nutropinaq, Omnitrope
|
H01AC01 |