Calciumantagonist met fenylalkylaminestructuur. Klasse IV-antiaritmicum. Verapamil is een racemisch mengsel van R– en S–verapamil; deze zijn beide farmacologisch actief; S–verapamil is potenter dan R–verapamil. Het remt de langzame influx van Ca2+-ionen door de celmembraan van de contractiele en prikkelgeleidende cellen in het hart en van glad spierweefsel van coronaire en perifere arteriën, waardoor de contractie vermindert en een remmend effect op de sinusknoop en de AV-geleiding optreedt. Hierdoor neemt de coronaire doorbloeding toe en daalt de perifere arteriële weerstand. De zuurstofbehoefte van het myocard vermindert en de zuurstoftoevoer verbetert.
Na intraveneus doseren was de gemiddelde halfwaardetijd 9 uur en de gemiddelde klaring was 30 l/uur bij kinderen van 7 tot 19 jaar oud (gemiddelde leeftijd: 12 jaar)
Supraventriculaire tachycardie: On-label
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekstInjectievloeistof 2,5 mg/ml
Dragee (hydrochloride) 40 mg, 80 mg, 120 mg
Tablet (hydrochloride) 40 mg, 80 mg, 120 mg
Tablet (hydrochloride) MGA 120 mg, 180 mg, 240 mg
Ernstige therapie resistente supraventriculaire tachycardie |
---|
Hypertensie, profylaxe supraventriculaire tachycardie |
---|
|
Myoclone epilepsie (Dravet syndrome) |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Hypotensie, longoedeem.
Vaak (1–10%): (sinus)bradycardie, blokkering van de AV–geleiding (eerstegraads). Blozen, hypotensie. Hoofdpijn, duizeligheid. Obstipatie, misselijkheid. (Perifeer) oedeem.
Soms (0,1–1%): hartkloppingen, tachycardie, sinusarrest. Hartfalen, enkeloedeem, moeheid. Nervositeit. Braken, buikpijn, ileus. Tandvleeshyperplasie (reversibel na staken van de behandeling). Tremor, paresthesie. Erytromelalgie. Verlaagde glucosetolerantie.
Zelden (0,1-0,01%): AV-geleidingsstoornissen (tweede- of derdegraads), asystolie. Tinnitus. Slaperigheid. Hyperhidrose.
Zeer zelden (< 0,01%): spier- of gewrichtspijn, verergering van myasthenia gravis, syndroom van Lambert-Eaton of gevorderde Duchenne-spierdystrofie. Allergische huidreacties (erytheem, jeuk, urticaria), Stevens-Johnsonsyndroom. Hyperprolactinemie, galactorroe, gynaecomastie (bij ouderen vooral na langdurige behandeling). Erectiestoornis. Reversibele stijging van de transaminasen- en/of alkalische fosfatasespiegel (waarschijnlijk ten gevolge van een allergische hepatitis).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid, angio-oedeem, erythema multiforme, maculopapuleus exantheem, purpura, alopecia. Bronchospasme, dyspneu. Reversibele extrapiramidale symptomen, paralyse (na combinatie met colchicine), convulsies. Spierzwakte. Vertigo. Nierfalen. Hyperkaliëmie. Stijging van de prolactinespiegel.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cave decompensatio cordis en combinatie met beta-blokkeerders. Kan spiegel digoxine sterk verhogen. Bij intraveneuze toediening dient altijd calciumgluconaat als antagonist aanwezig te zijn.
Er zijn gevallen bekend van ernstige (fatale) hemodynamische bijwerkingen bij kinderen <1 jaar na iv toediening van verapamil.
De intraveneuzetoediening bij kinderen dient onder intensieve bewaking te geschieden en is vanwege de grote risico’s slechts verantwoord bij de behandeling van ernstig resistente supraventriculaire tachycardieën.
Ter controle van het effect de bloeddruk meten vóór de volgende gift.
Bij verminderde lever- en nierfunctie zorgvuldig controleren en eventueel de dosering aanpassen.
Bij hypertrofische obstructieve cardiomyopathie kan het klinisch beeld verergeren.
Voorzichtig zijn bij ziekten waarbij de neuromusculaire transmissie is aangedaan (myasthenia gravis, Lambert–Eatonsyndroom, gevorderde vormen van de ziekte van Duchenne).
Nauwkeurige medische bewaking toepassen bij eerstegraads AV–blok, hypotensie, bradycardie, aanzienlijk verminderde leverfunctie.
I.v.-toediening mag uitsluitend plaatsvinden onder klinische observatie van de patiënt en controle van het ECG. Intraveneuze infusie komt alleen in aanmerking bij aritmieën; grote voorzichtigheid is geboden bij atriumfibrilleren of -flutter bij patiënten met het Wolff-Parkinson-Whitesyndroom wegens kans op het ontstaan van een hoge ventrikelfrequentie door versnelde anterograde geleiding via de anomale verbinding. Indien dit optreedt, cardioversie toepassen.
Verapamil is substraat voor CYP3A4, P-gp en OCT. Het remt CYP3A4, P-gp en OCT.
Relevant:
Afname verapamil: de concentratie daalt door fenobarbital, fenytoïne, hypericum en rifampicine.
Toename verapamil: de concentratie stijgt door cimetidine, HIV-proteaseremmers en krachtige CYP3A4-remmers, met als mogelijk gevolg daling van hartfrequentie en bloeddruk en AV-block. Bovendien kan de concentratie van claritromycine, erytromycine of saquinavir stijgen door verapamil.
Verapamil verhoogt de concentratie van: P-gp-remmers, en van alprazolam, atorvastatine, buspiron, carbamazepine, colchicine, bepaalde immunosuppressiva (ciclosporine, sirolimus, everolimus), ivabradine, midazolam, sirolimus, simvastatine, theofylline, venetoclax en voclosporine.
Overig effect: bij combinatie met een β-blokker kunnen de remmende werking op de atrioventriculaire geleiding en de antihypertensieve werking worden versterkt met als gevolg bradycardie, AV-block en hypotensie. De combinatie wordt in bepaalde gevallen bewust toegepast vanwege het synergistische effect, en wordt bij voorkeur (poli)klinisch ingesteld.
Acute hypotensie kan optreden bij combinatie van een niet-selectieve α1A-blokker (alfuzosine, doxazosine, terazosine) met verapamil. Dit geldt met name in het begin van de behandeling en bij start van een niet-selectieve α1A-blokker.
Niet relevant:
Afname verapamil: de Cmax en AUC van oraal toegediend verapamil kunnen afnemen door cisplatine, cyclofosfamide, procarbazine en vincristine.
Verapamil verhoogt de concentratie van: aliskiren, avatrombopag, doxorubicine, dutasteride, eletriptan, epirubicine, risperidon, rivaroxaban en umeclidinium.
Overig effect: bij combinatie met fluoxetine is oedeem gemeld.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met de selectieve α1A-blokkers silodosine en tamsulosine.
Niet beoordeeld:
Grapefruitsap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4. Gebruik van grapefruit(sap) wordt ontraden.
Interacties antiaritmica algemeen:
Relevant: antiaritmica klasse IA en III, en flecaïnide kunnen het QTc-interval verlengen en torsade de pointes is gemeld, het risico hierop is verhoogd bij combinatie met andere middelen waarbij torsade de pointes is gemeld.
Niet beoordeeld: bij antiaritmica klasse IA en III kan het QTc-interval ook extra worden verlengd bij combinatie met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (zoals amfotericine B intraveneus, corticosteroïden, thiazidediuretica en sommige laxantia).
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.