Carvedilol

Stofnaam
Carvedilol
Merknaam
ATC code
C07AG02
Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Carvedilol is een sterk lipofiele, niet-selectieve β-blokker met zwakke membraanstabiliserende werking zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Tevens heeft het een vaatverwijdend effect, dat vnl. berust op een α1-blokkerende werking. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart en verlaagt de perifere vaatweerstand. Het is een anti-oxidant, maar de klinische relevantie van deze eigenschap staat niet vast. Het is een racemisch mengsel van twee stereo-isomeren, de β-blokkerende werking wordt toegeschreven aan de linksdraaiende isomeer, beide enantiomeren hebben α-blokkerende eigenschappen. Twee metabolieten zijn zeer sterke antioxidanten en de 4-hydroxyfenolmetaboliet is als β-blokker 13× potenter dan carvedilol.

Farmacokinetiek bij kinderen

Bij kinderen is de eliminatie halfwaardetijd korter dan bij volwassenen, respectievelijk 2.9 uur en 5.7 uur. Deze neemt toe met het vorderen van de leeftijd (Laer et al) .
De klaring van carvedilol is groter bij jonge kinderen, namelijk 2.7 l/u/kg op 1 jarige leeftijd en 0.7 l/u/kg bij 19 jaar (Albers et al).
 

Label dosisadvies Kinderformularium

Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Niet geregistreerd voor kinderen.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Tablet 3,125 mg, 6,25 mg, 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Susp oraal 1 mg/ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Adjuvans behandeling bij standaardtherapie voor matig tot ernstig stabiel chronisch hartfalen, tevens bij hartfalen bij M. Duchenne
  • Oraal
    • 1 maand tot 18 jaar
      [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [10] [11] [12] [13]
      • Startdosering: 0,1 mg/kg/dag in 2 doses.
      • Onderhoudsdosering: Per 2 weken ophogen met 0,1 mg/kg/dag tot 0,2 - 0,8 mg/kg/dag in 2 doses. Max: 0,8mg/kg/dag, maar niet hoger dan 50 mg/dag.
      • Er wordt gestart met een zeer lage orale dosis en per 2 weken voorzichtig opgehoogd tot de maximale dosering tenzij er klinische bijwerkingen (stuwingsverschijnselen, duizeligheid, symptomatische hypotensie, bradycardie) of verslechtering optreedt.
        Bij kinderen tot 3 jaar kunnen hogere doseringen (max. 1-1,5 mg/kg/dag in 2-3 doses) nodig zijn.

        Toepassing uitsluitend in overleg met kindercardioloog

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.

GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.

Bijwerkingen bij kinderen

Dyspnoe, koude acra, provocatie van decompensatio cordis of hypoglykemie (zonder symptomen: cave diabetes patienten) en nachtmerries.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10 %): duizeligheid, hoofdpijn, asthenie (meestal mild, in begin van de behandeling). Hartfalen. (Orthostatische) hypotensie.

Vaak (1-10%): verstoring van de perifere circulatie (koude extremiteiten, perifere occlusie, verergering van claudicatio intermittens of fenomeen van Raynaud). Bradycardie, (pré-)syncope, hypertensie. Hypervolemie, vochtophoping. Misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, buikpijn. Luchtweginfecties, longoedeem, dyspneu. Urineweginfecties, mictiestoornissen. Nierfunctiestoornissen of nierfalen (bij diffuse vasculaire afwijkingen en/of onderliggende nierinsufficiëntie). Verminderd zicht, verminderde traanvochtproductie, oogirritatie. Gewichtstoename, hypercholesterolemie. Vooral bij diabetes hyperglykemie, hypoglykemie (een latente diabetes kan manifest worden). Anemie. Depressieve stemming. Pijn (aan ledematen), zwelling.

Soms (0,1-1%): AV-blok, angina pectoris. Paresthesie. Obstipatie. Huidreacties (allergisch exantheem, dermatitis, urticaria, jeuk, psoriasisachtige en nodulaire huidlaesies). Erectiestoornis. Slaapstoornis, nachtmerries, hallucinaties, verwarring.

Zelden (0,01-0,1%): neuscongestie. Droge mond. Trombocytopenie.

Zeer zelden (< 0,01%): leukopenie. Allergische reacties. Psychose. Verhoogde serumconcentraties van ALAT, ASAT en γ-GT. Reversibele urine-incontinentie bij vrouwen. Bij congestief hartfalen kunnen progressie van hartfalen en vochtretentie voorkomen tijdens het instellen van de behandeling.

Verder zijn gemeld: ernstige huidreacties (incl. erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse), alopecia.


 

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

Sinusbradycardie, AV block, hypotensie, astma en decompensatio cordis.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • instabiel/gedecompenseerd hartfalen;
  • sick-sinussyndroom (incl. SA-blok);
  • tweede en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
  • ernstige hypotensie (systolische bloeddruk < 85 mmHg);
  • cardiogene shock;
  • klinisch relevante sinusbradycardie (hartfrequentie < 50/min);
  • COPD of astma;
  • metabole acidose;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • klinisch manifeste leverfunctiestoornis.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Grote voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van verapamil (Isoptin) in verband met kans op ernstige hartritmestoornissen. De klaring van oraal toegediende digoxine halveert bij carvedilol gebruik (Ratnapalan et al). Cave: digoxine intoxicatie.


 

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege de negatief dromotrope werking.

Bij een voorgeschiedenis van psoriasis, perifere circulatiestoornissen of perifere vaataandoeningen terughoudend zijn met β-blokkers vanwege een mogelijke verergering van de klachten.

Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina vanwege een mogelijke verergering van de klachten.

Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals carvedilol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.

Wees voorzichtig bij toepassing bij ouderen.

Controles: controleer vooral tijdens dosistitratie regelmatig de nierfunctie en het trombocytenaantal.

Bij hartfalen na de eerste dosis en bij iedere dosis-verhoging de patiënt zorgvuldig evalueren gedurende ca. 2 uur; bij optreden van hypotensie kan tijdelijke verlaging van de dosering nodig zijn of verlaging van de dosering van gelijktijdig gebruikte medicatie. De kans op een verhoogde bloeddrukdaling is groter bij ernstig hartfalen (NYHA > III), zout- en/of vloeistoftekort (bv. bij combinatie met een hoge dosering van een diureticum), ouderen (≥ 70 jaar) of bij een lage bloeddruk (systolisch < 100 mmHg).

Bij patiënten met hartfalen én een lage bloeddruk (systolisch < 100 mmHg), ischemische hartziekte, algemene atherosclerose en/of een onderliggende nierinsufficiëntie is een reversibele achteruitgang van de nierfunctie waargenomen; aangeraden wordt tijdens instelling de nierfunctie te controleren en bij achteruitgang van de nierfunctie de dosering te verlagen of de behandeling te staken.

Bradycardie: Indien de hartfrequentie afneemt tot < 55 slagen/min, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.

Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 2 weken, zeker bij patiënten met een ischemische hartziekte. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.

Bronchospasmen kunnen optreden door een verhoogde weerstand van de luchtwegen; wees voorzichtig bij patiënten die een hoger risico op bronchospasmen hebben.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyreoïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; regelmatig de glucosespiegel controleren bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.

Bij continuering van toediening van een β-blokker tijdens algemene anesthesie rekening houden met meer kans op hypotensie.

Bij feochromocytoom carvedilol alleen toedienen ná adequate α-receptorblokkade. Hoewel carvedilol ook een α-blokkerende werking heeft, is er onvoldoende ervaring met carvedilol bij deze aandoening.

Niet gebruiken bij labiele of secundaire hypertensie, orthostase, acute inflammatoire hartziekte, hemodynamisch relevante obstructie van de hartkleppen of het uitstroom-kanaal, laatste fase van een perifere arteriële aandoening.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Niet relevant: de plasmaconcentratie van ciclosporine kan stijgen.

Interacties  β-Blokkers algemeen

Relevant:

β-Blokkers versterken het effect van: acute hypotensie kan optreden bij combinatie van een niet-selectieve α1A-blokker (alfuzosine, doxazosine, terazosine) met een β-blokker. Dit geldt met name in het begin van de behandeling of bij start van een niet-selectieve α1A-blokker.

Bij combinatie met diltiazem of verapamil kan de remmende werking op de AV-geleiding en de antihypertensieve werking worden versterkt, met als gevolg bradycardie, AV-block en hypotensie. De combinatie wordt in bepaalde gevallen bewust toegepast vanwege het synergistische effect, en wordt bij voorkeur (poli)klinisch ingesteld.

β-Blokkers verminderen het effect van: niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen. Dit is van klinisch belang bij β-sympathicomimetica die bij astma of COPD worden toegepast, zie inleidende tekst Sympathicomimetica met vooral β2-effect.

Overig effect: niet-selectieve β-blokkers, en in mindere mate selectieve β-blokkers, kunnen de verschijnselen van hypoglykemie (bij gebruik van insuline, een sulfonylureumderivaat of repaglinide) maskeren en het herstel uit een hypoglykemie vertragen. Tevens kunnen ze tijdens hypoglykemie ernstige hypertensie veroorzaken. Verder kan de hypoglykemische werking van orale bloedglucoseverlagende middelen afnemen, omdat β-blokkers de door deze middelen geïnduceerde insulinesecretie uit het pancreas remmen. Een niet-selectieve β-blokker wordt bij voorkeur vermeden, maar dit is niet altijd mogelijk. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.

β-Blokkers antagoneren de β-mimetische werking van adrenaline. Deze interactie is vooral gemeld voor niet-selectieve β-blokkers en (vrijwel) niet voor selectieve β-blokkers. Bij hogere doses blokkeren selectieve β-blokkers ook de β2-receptoren en zijn dan niet meer selectief.

NSAID's kunnen de antihypertensieve werking van de β-blokker verminderen; bij NSAID-gebruik tot 2 weken is dit effect weinig relevant. Bij overige indicaties van een β-blokker, zoals angina pectoris of tremor, is interactie met NSAID's niet beschreven.

Bij combinatie van een niet-selectieve β-blokker met clonidine kan paradoxale hypertensie optreden. Bovendien kan 'rebound'-hypertensie optreden bij staken van clonidine in aanwezigheid van een β-blokker. Bij staken van clonidine dient daarom eerst de β-blokker (tijdelijk) te worden gestaakt voordat het gebruik van clonidine geleidelijk wordt gestaakt.

Niet relevant:
Fingolimod verlaagt de hartslag; bij combinatie met een β-blokker kan de hartslag extra verlagen.

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met de selectieve α1A-blokkers silodosine en tamsulosine en voor interactie van selectieve β-blokkers met β-sympathicomimetica (bij astma of COPD).

Niet beoordeeld:
Antacida kunnen de absorptie van atenolol en propranolol verminderen en de absorptie van metoprolol verhogen. Een interval van 2 uur tussen het innemen wordt aanbevolen.

Fenobarbital, primidon en rifampicine versterken het metabolisme in de lever van β-blokkers die voornamelijk door de lever worden gemetaboliseerd.

De β-mimetische werking van dopamine, efedrine en noradrenaline wordt geantagoneerd. Hierdoor blijft alleen de α-mimetische werking van deze stoffen over, waardoor hypertensie en reflexbradycardie kunnen optreden.

Cimetidine remt het metabolisme van propranolol, labetalol en metoprolol en andere β-blokkers die door de lever worden gemetaboliseerd.

Hydralazine en alcohol verhogen de plasmaconcentratie van propranolol en andere β-blokkers die in de lever worden gemetaboliseerd.

Kinidine remt het metabolisme van een aantal β-blokkers, zoals carvedilol, metoprolol, nebivolol en propranolol. Bij combinatie van kinidine met één van deze β-blokkers kunnen bradycardie, verminderde hartfunctie en aritmie optreden.

De β-blokkers kunnen het metabolisme van lidocaïne remmen. Het effect zou groter zijn bij lipofiele β-blokkers. Lidocaïne kan het negatief-inotrope effect van propranolol en mogelijk ook van andere β-blokkers versterken.

β-blokkers kunnen ook het metabolisme van theofylline remmen. Verder heeft theofylline enige antagonistische farmacologische effecten.

Combinatie met digoxine kan leiden tot een verlengde AV-geleidingstijd en bradycardie.

Er zijn aanwijzingen dat gebruik van β-blokkers het risico op een anafylactoïde reactie door intraveneuze contrastmiddelen kan verhogen.

Inhalatie-anaesthetica kunnen het negatief-inotrope effect versterken.

Combinatie met amiodaron kan ritme- en geleidingsstoornissen veroorzaken, mogelijk door verhoging van de plasmaconcentratie of door additieve farmacodynamische effecten.

Combinatie van flecaïnide met propranolol kan tot verhoging van de plasmaconcentratie van beide stoffen leiden, met als gevolg versterking van het negatief-inotrope effect. In combinatie met sotalol is bradycardie en AV-block gemeld.

Gelijktijdig gebruik van donepezil, galantamine of rivastigmine kan het risico op bradycardie verhogen.

BETA-BLOKKERS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

NIET-SELECTIEVE BETA-BLOKKERS

Propranolol

Hemangiol
C07AA05

Sotalol

Sotacor
C07AA07
SELECTIEVE BETA-BLOKKERS
C07AB03

Bisoprolol

Emcor
C07AB07
C07AB09

Metoprolol

Selokeen
C07AB02
ALFA- EN BETA-BLOKKERS

Labetalol

Trandate
C07AG01

Referenties

  1. Rademaker C.M.A. et al, Geneesmiddelen-Formularium voor Kinderen, 2007
  2. Erdo&#287;an I, et al, Treatment of dilated cardiomyopathy with carvedilol in children, Turk J Pediatr, 2009, Jul-Aug;51(4), 354-60
  3. Askari H, et al, Carvedilol therapy in pediatric patients with dilated cardiomyopathy, Turk J Pediatr, 2009, Jan-Feb;51(1), 22-7
  4. Albers S, et al, Population pharmacokinetics and dose simulation of carvedilol in paediatric patients with congestive heart failure, Br J Clin Pharmacol, 2008, Apr;65(4), 511-22
  5. Bajcetic M, et al, Effects of carvedilol on left ventricular function and oxidative stress in infants and children with idiopathic dilated cardiomyopathy: a 12-month, two-center, open-label study, Clin Ther., 2008, Apr;30(4), 702-14
  6. Shaddy RE, et al, : Carvedilol for children and adolescents with heart failure: a randomized controlled trial, JAMA, 2007, Sep 12;298(10), 1171-9
  7. Blume ED, et al, Prospective single-arm protocol of carvedilol in children with ventricular dysfunction, Pediatr Cardiol, 2006 , May-Jun;27(3), 336-42
  8. Giardini A, et al, Modulation of neurohormonal activity after treatment of children in heart failure with carvedilol, Cardiol Young, 2003, Aug;13(4), 333-6
  9. Ratnapalan S, et al, Digoxin-carvedilol interactions in children, J Pediatr, 2003, May;142(5), 572-4
  10. Azeka E, et al, Delisting of infants and children from the heart transplantation waiting list after carvedilol treatment., J Am Coll Cardiol, 2002 , Dec 4;40(11), 2034-8
  11. Williams RV, et al, Intermediate effects of treatment with metoprolol or carvedilol in children with left ventricular systolic dysfunction, J Heart Lung Transplant, 2002, Aug;21(8):, 906-9
  12. Läer S, et al, Carvedilol therapy in pediatric patients with congestive heart failure: a study investigating clinical and pharmacokinetic parameters., Am Heart J. , 2002 , May;143(5), 916-22
  13. Matsumura T, et al, Carvedilol can prevent cardiac events in Duchenne muscular dystrophy, Intern Med, 2010, 49(14), 1357-63. Epub 2010 Jul 15.
  14. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleegd 5-8-2021
  15. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 1-7-2021

Wijzigingen

  • 14 oktober 2015 09:46: De beschikbare wetenschappelijke literatuur over de toepassing van carvedilol bij kinderen is opnieuw beoordeeld. Dit heeft niet geleid tot wijzigingen in de doseringsinformatie.

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering