Lisdiureticum. De diuretische werking van 1 mg bumetanide komt ongeveer overeen met die van 40 mg furosemide. Gestoorde nierfunctie vermindert de werking.
Bumetanide ondergaat zowel renale als niet renale eliminatie, gemiddeld wordt 34% van de dosis onveranderd in de urine terug gevonden ( Marshall et al).
De klaring neemt toe met toenemende postnatale leeftijd, van 0.2- 1.0 ml/min/kg bij prematuren neonaten tot 2.7 ± 1.9 ml/min/kg bij zuigelingen (Lopez et al, Sullivan et al).
Gemiddelde eliminatie halfwaardetijd bij prematuren: 6- 7 uur (range 4- 19 uur).
Uit de studie van Sullivan et al blijkt dat de eliminatie halfwaardetijd exponentieel af nam in de eerste levensmaand, dit voornamelijk door de toegenomen klaring. Gemiddelde eliminatie halfwaardetijd bij zuigelingen: 2.3 ± 1.4 uur
Injectievloeistof 0,5 mg/ml
Minitablet 0,2 mg
Tablet 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 2,5 mg, 5 mg
Diureticum bij oedeem |
---|
|
Aanpassingen als volgt:
Bij verminderde nierfunctie moet bumetanide vaak hoger worden gedoseerd om een voldoende diuretisch effect te verkrijgen.
In hoge doseringen en bij langdurig gebruik gehoorbeschadiging en elektrolytstoornissen met name hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Extra voorzichtigheid is geboden bij het tegelijkertijd gebruik van andere ototoxische geneesmiddelen (oa. Aminoglycosiden, Indomethacine, Amfotericine B). Dehydratie kan vooral bij kinderen leiden tot trombo-embolische processen of collaps. Bij prematuren is ook een stijging van de serum creatinine gehalte, totale billirubine en directe billirubine waargenomen.
Vaak (1-10%): elektrolytenstoornissen (waaronder hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypochloremie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie). Duizeligheid, (orthostatische) hypotensie, lethargie, somnolentie, hoofdpijn. Buikpijn, misselijkheid. Spierspasmen, (spier)pijn. Mictiestoornis. Vermoeidheid (asthenie, malaise).
Soms (0,1-1%): beenmergfalen, pancytopenie, trombocytopenie, leukopenie (waaronder neutropenie, agranulocytose), anemie. Dehydratie, diabetes mellitus, hyperglykemie, hypoglykemie, hyperurikemie, jicht. Syncope. Gehoorstoornis. Pijn op de borst. Dyspneu, hoesten. Braken, diarree, obstipatie, flatulentie, dorst, droge mond. Huiduitslag, dermatitis, eczeem, urticaria, jeuk, fotosensibilisatie. Nierfunctiestoornis (waaronder nierfalen). Perifeer oedeem.
Verder zijn gemeld: allergische reacties, metabole alkalose, bradycardie, tachycardie, cholestase, geelzucht, encefalopathie bij reeds bestaande leveraandoening.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Ernstige elektrolytendepletie (kaliumdeficiëntie). Aanhoudende anurie. Hepatogene encefalopathie. Injectie tevens: overgevoeligheid voor formaldehyde.
Voorzichtigheid is geboden bij neonaten met hyperbillirubinemie. In verband met de langere halfwaardetijd bij prematuren, dient de keerdosering niet overschreden te worden. Mede gezien het ontbreken van een dosiseffect relatie van doseringen boven 0,2 mg/kg worden hogere doseringen afgeraden: Bij doseringen hoger dan 0,2 mg/kg wordt slechts een zeer geringe toename van de diurese gezien, maar neemt het risico op electrolyt problemen en ototoxiciteit toe.
Vanwege een gewijzigde farmacokinetiek en -dynamiek kan bij oudere patiënten en bij patiënten met een gestoorde lever- of nierfunctie een afname van het diuretisch effect optreden met meer kans op bijwerkingen. Voorzichtig bij ernstige leverinsufficiëntie of hypotensie. Bij langdurig gebruik of hoge dosering regelmatig het elektrolytengehalte bepalen, vooral bij patiënten met andere aandoeningen (bv. levercirrose) of bij combinatie met medicijnen die samenhangen met hypokaliëmie of hyponatriëmie. Bij bestaande of latente diabetes mellitus in het begin van de therapie regelmatiger de bloedglucosewaarden controleren. Sterke diurese kan bij een gestoorde nierfunctie een (reversibele) nierfunctievermindering veroorzaken. Een adequate vochttoevoer is bij dergelijke patiënten noodzakelijk. Bij aanzienlijke toename van het ureum-of creatininegehalte in het bloed of bij oligurie de toediening staken. Bij een geringe urinewegobstructie (bv. prostaathypertrofie) kan acuut urineretentie optreden. Vooral bij ouderen in het begin van de behandeling laag doseren omdat abrupte diurese kan leiden tot hypovolemie en circulatoire insufficiëntie. Bij ernstig hartfalen extra controleren. Bij bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden is de kans op bumetanide-overgevoeligheid mogelijk verhoogd. Tijdens het bewaren van de injectievloeistof kan formaldehyde gevormd worden; wees voorzichtig omdat formaldehyde anafylactische reacties kan veroorzaken. Vanwege onvoldoende gegevens niet toepassen bij kinderen. Bumetanide kan een positieve uitslag geven in een dopingtest.
Relevant: het risico op nefrotoxiciteit door cisplatine kan worden verhoogd.
Interacties lisdiuretica algemeen
Relevant: NSAID's veroorzaken water- en zoutretentie, waardoor hartfalen kan optreden of verergeren. Dit effect kan al optreden binnen enkele dagen na start van het NSAID en is vooral van belang bij ernstig hartfalen. De combinatie wordt bij voorkeur vermeden; als dit niet mogelijk is, moet de nierfunctie worden gecontroleerd en te sterke ontwatering worden vermeden.
Er bestaat risico op plotselinge hypotensie wanneer een RAAS-remmer wordt toegevoegd aan therapie met een lisdiureticum; tevens kan nierinsufficiëntie optreden. Bij toevoeging aan een lisdiureticum moet de startdosering van de RAAS-remmer worden verlaagd; tijdelijk staken van het lisdiureticum is niet gewenst bij hartfalen.
De toxiciteit van lithium kan toenemen doordat de uitscheiding wordt geremd.
Gevaarlijke hypokaliëmie kan optreden bij combinatie met acetazolamide; bij voorkeur wordt ook een kaliumsparend diureticum of een kaliumzout toegevoegd.
Bij combinatie met ketanserine kunnen ernstige hartritmestoornissen optreden, het risico hierop is verhoogd bij hypokaliëmie.
Bij combinatie met carbamazepine of oxcarbazepine kan hyponatriëmie optreden.
De absorptie wordt verminderd door gelijktijdige inname met colestyramine. Het lisdiureticum moet ten minste 4 uur vóór colestyramine worden ingenomen.
Niet relevant: bij optreden van hypokaliëmie wordt de toxiciteit van digoxine versterkt.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie van lisdiuretica met aminoglycosiden.
Niet beoordeeld: bij optreden van hyperglykemie kan het effect van bloedglucoseverlagende middelen worden verminderd.
De werking van niet-depolariserende spierrelaxantia wordt versterkt.
Combinatie met corticosteroïden kan tot overmatig kaliumverlies leiden.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
SULFONAMIDEN | ||
---|---|---|
Lasix
|
C03CA01 |