Selectieve 5HT3(serotonine)-receptorantagonist. Het werkingsmechanisme is niet precies bekend. De braakreflex die optreedt na cytostaticagebruik of radiotherapie berust waarschijnlijk op het vrijkomen van serotonine. Door blokkering van 5HT3-receptoren in het maag-darmkanaal en het centrale en perifere zenuwstelsel gaat ondansetron de braakreflex tegen. Het werkingsmechanisme bij postoperatieve misselijkheid en braken is niet bekend, maar berust mogelijk op een soortgelijk principe.
De volgende farmacokinetische parameters zijn gevonden na intraveneuze toediening (SPC Zofran) (Mondick et al. 2010, Spahr-Schopfer et al. 1995):
Post operatieve misselijkheid en braken:
| Leeftijd | n= | t½ (u) | Cl (l/u/kg) | Vd (l/kg) |
| 1-4 mnd | 19 | 6,7 | 0,40 | 3,5 |
| 5-24 mnd | 22 | 2,9 | 0,58 | 2,3 |
| 3-12 jaar | 21 | 2,9 | 0,44 | 1,65 |
Chemotherapie geinduceerde misselijkheid en braken:
| Leeftijd | n= | t½ (u) | Cl (l/u/kg) | Vd (l/kg) |
| 1-48 mnd | 115 | 4,9 | 0,58 | 3,65 |
| 4-18 jaar | 21 | 2,8 | 0,60 | 1,9 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Misselijkheid en braken door chemotherapie:
≤ 6 mnd: Off-label
> 6 mnd: Eenmalige toediening: On-label; frequentere toediening: Off-label
Post-operatieve misselijkheid en braken:
IV: on-label
Oraal: Off-label
Acute gastroenteritis met braken met dehydratie: Off-label
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekstNog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Inj.vlst. (als hydrochloride-2-water) 2 mg/ml
Tablet (als hydrochloride-2-water) 4 mg, 8 mg
Smelttablet 4 mg, 8 mg
Stroop (als hydrochloride-2-water) 0.8 mg/ml
Zetpil 16 mg
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
| Acute gastro-enteritis met braken met dehydratie |
|---|
|
| Misselijkheid en braken, postoperatief |
|---|
|
| Misselijkheid en braken bij LAAG EMETOGENE chemotherapie |
|---|
|
| MIsselijkheid en braken in MATIG TOT HOOG EMETOGENE chemotherapie |
|---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
QT-verlenging (Trivedi et al. 2016).
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): warmtegevoelens of opvliegers, obstipatie. Lokale reacties op injectieplaats.
Soms (0,1-1%): insulten, bewegingsstoornis (inclusief extrapiramidale reacties zoals oculogyrische crisis en dyskinesie), pijn op de borst met en zonder ST-depressie, aritmie, bradycardie, hypotensie, hikken, asymptomatische verhoging van leverfunctiewaarden.
Zelden (0,01-0,1%): diarree en buikpijn, overgevoeligheidsreacties (inclusief soms fatale anafylaxie). QT-verlenging, incl. 'torsade de pointes'. Duizeligheid en voorbijgaande visusstoornissen (zoals wazig of dubbelzien) vnl. tijdens snelle i.v.-toediening.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige bulleuze huidreacties zoals toxische epidermale necrose, Stevens-Johnsonsyndroom. Voorbijgaande blindheid voornamelijk bij i.v.-toediening.
Verder zijn gemeld: myocardinfarct, huiduitslag, jeuk en oedeem.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Pediatrische patiënten die ondansetron krijgen toegediend in combinatie met hepatotoxische chemotherapeutica dienen nauwlettend te worden gecontroleerd op een verslechterde leverfunctie.
Uit studies bij volwassenen blijkt dat ondansetron in doseringen >32 mg/dosis kan leiden tot een dosisafhankelijke verlenging van het QTc-interval, potentieel leidend tot hartritmestoornissen, waaronder torsades de point. Publicaties van Brenner (2016), Nathan (2011) en McKechnie (2010) beschrijven verlenging van het QTc-interval leidend tot hartritme stoornissen bij kinderen met een hartafwijking/aangeboren lang-QT-intervalsyndroom. Toepassing van ondansetron moet worden vermeden bij kinderen met een aangeboren lang-QT-intervalsyndroom. Voorzichtigheid is daarom geboden bij risicofactoren voor QTc-verlenging (hypokaliemie / slechte nierfunctie/ diabetes mellitus/ QTc-verlengende of spiegel verhogende comedicatie / hoge dosis / pre-existent verlengd QTc-interval of lang-QT-intervalsyndroom). Indien er risicofactoren aanwezig zijn dient voorafgaand aan therapie een ECG controle uitgevoerd te worden.
In een case report is een lethale reactie op ondansetron beschreven van een kind bekend met maligne hyperthermie (Gener 2010).
Niet gebruiken bij patiënten met het aangeboren lange-QT-syndroom. Voorbijgaande ECG-veranderingen, inclusief verlengd QT-interval en 'torsade de pointes', kunnen voorkomen. Wees voorzichtig bij een groter risico van verlenging van het QT-interval of hartaritmieën. Behandel een hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór toediening van ondansetron, om het risico op verlengd QT-interval te verlagen. Veelvuldig braken bij een gastro-enteritis kan een elektrolytstoornis geven en het toedienen van ORS met een anti-emeticum kan zodoende de elektrolytenbalans juist weer herstellen.
Myocardischemie is gemeld. Bij sommige patiënten traden symptomen op direct na, met name intraveneuze, toediening. Wijs patiënten op symptomen van myocardinfarct.
Wees extra alert op bloedingen bij toediening bij een operatie aan neus- of keelamandelen; ondansetron kan deze bloedingen maskeren.
Wees voorzichtig bij tekenen van een subacute darmobstructie, omdat 5HT3-receptorantagonisten de darmmotiliteit kunnen verminderen.
Ademhalingsproblemen symptomatisch behandelen; deze kunnen een voorbode zijn van een overgevoeligheidsreactie.
Kruisovergevoeligheid tussen selectieve 5HT3-receptorantagonisten kan voorkomen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Ondansetron is substraat voor CYP1A2 (hoofdroute), CYP3A4 en CYP2D6.
Relevant:
Afname ondansetron: de concentratie daalt door rifampicine.
Overig effect: ondansetron kan het QTc-interval verlengen, het risico op ernstige hartritmestoornissen is verhoogd bij combinatie met andere middelen waarbij ernstige hartritmestoornissen zoals torsade de pointes zijn gemeld. De interactie is niet relevant bij gebruik van oraal of rectaal ondansetron in combinatie met een ander middel van laag QT-verlengend potentieel.
Niet beoordeeld:
Combinatie met apomorfine wordt ontraden vanwege meldingen van ernstige hypotensie en verlies van bewustzijn.
Er zijn meldingen van optreden van het serotoninesyndroom bij gelijktijdig gebruik van serotonerge middelen (waaronder SSRI's en SNRI's).
Het analgetische effect van tramadol kan afnemen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
| SEROTONINE-ANTAGONISTEN | ||
|---|---|---|
|
Kytril
|
A04AA02 | |
| OVERIGE ANTI-EMETICA | ||
|---|---|---|
|
Emend, Ivemend
|
A04AD12 | |
|
Scopoderm
|
A04AD01 | |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.