Epoetine beta (erythropoietine)

Stofnaam
Epoetine beta (erythropoietine)
Merknaam
NeoRecormon
ATC code
B03XA01

Epoetine beta (erythropoietine)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Glycoproteïne dat via recombinant DNA-techniek wordt geproduceerd. Het verschil tussen epoëtine alfa en bèta zit in de samenstelling en positie van het koolhydraatgedeelte; het eiwitgedeelte is identiek. Epoëtine stimuleert de erytropoëse. Het is immunologisch en biologisch gelijk aan humaan erytropoëtine, dat hoofdzakelijk wordt geproduceerd en gereguleerd door de nier als reactie op hypoxie.

Farmacokinetiek bij kinderen

Geen informatie

Label dosisadvies Kinderformularium

Terminale nierinsufficientie hemodialyse: On-label
Terminale nierinsuffcientie peritoneaal dialyse: Off-label
Anemie bij pre-terminale nierinsufficiente: Off-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Behandeling van symptomatische anemie ten gevolge van chronische nierinsufficiëntie bij pediatrische hemodialyse patienten:

Eprex:
De correctiefase: 50 IE/kg 3x per week IV. Onderhoudsbehandeling: Dosis aanpassen zodat de hb waarde tussen 9,5-11 g/dL blijft. Wanneer een dosisaanpassing nodig is, moet deze worden uitgevoerd per periode van ten minste vier weken.
Per periode bedraagt de verhoging of verlaging van de dosering 25 IE/kg, driemaal per week, tot het beoogde doel is bereikt.

Neorecormon:
Subcutaan: Correctiefase: 3 x 20 IE/kg/week. Onderhoud: Dosis aanpassen zodat de hb waarde tussen 9,5-11 g/dL blijft. Indien nodig mag de dosis iedere vier weken met 3 x 20 IE/kg lichaamsgewicht per week worden verhoogd indien de toename van de Hb niet adequaat is (< 0.25 g/dl per week). De weekdosering kan ook verdeeld worden over dagelijkse doseringen.;


 

Intraveneus: Correctiefase: 3 x 40 IE/kg/week IV, Onderhoud: Dosis aanpassen zodat de hb waarde tussen 9,5-11 g/dL blijft. De dosis mag na vier weken verhoogd worden tot 80 IE/kg lichaamsgewicht drie maal per week. Indien verdere verhoging noodzakelijk is, mag de dosis om de maand verhoogd worden met 20 IE/kg lichaamsgewicht drie maal per week.

Zowel voor de subcutane als de intraveneuze toediening geldt een maximale dosis van 720 IE/kg lichaamsgewicht per week.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Inj.vlst. 6667 IE/ml; 10000 IE/ml; 13333 IE/mll; 16667 IE/ml;  20000 IE/ml;  50000 IE/ml

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

Preventie van anemie bij premature neonaten
  • Subcutaan
    • Zwangerschapsduur < 34 weken en 750 tot 1500 gr
      [2]
      • 250 IE/kg/dosis 3 x per week.
      • Behandelduur:

        6 weken

      • Bij volledige voeding extra ijzer oraal geven.

Anemie bij pre-terminale nierinsufficientie
  • Subcutaan
    • 1 maand tot 18 jaar
      • Startdosering:
        50
        IE/kg/week in 2 - 3 doses. Onderhoudsdosering: Dosis aanpassen op geleide Hb. Streefwaarde Hb: 6.8-7.5 mmol/l. Streefwaarde hematocriet: 0,35 l/l..
Anemie bij terminale nierinsufficientie
  • Intraperitoneaal
    • 1 maand tot 18 jaar
      • Startdosering: 100 IE/kg/week in 2 - 3 doses. Onderhoudsdosering: Dosis aanpassen op geleide Hb. Streefwaarde Hb: 6.8-7.5 mmol/l. Streefwaarde hematocriet: 0,35 l/l.
  • Intraveneus
    • 1 maand tot 18 jaar
      [2] [3]
      • Startdosering: 40 IE/KG/dosis 3 x per week.
        Onderhoudsdosering: Op geleide van Hb kan na 4 weken de startdosering opgehoogd worden naar 80 IE/kg/dosis 3 keer per week. Vervolgens - indien verdere ophoging noodzakelijk is -  om de maand de keerdosis ophogen met 20 IE/kg tot max 240 IE/kg 3 x per week tot correctie van Hb bereikt is.

        Na bereiken correctie van Hb kan de dosis verlaagd tot de helft van de laatst toegediende dosis. Verdere dosis aanpassing op geleide van Hb. Streefwaarde Hb: 6.8-7.5 mmol/l.

      • Streefwaarde hematocriet: 0,35 l/l.

         

  • Subcutaan
    • 1 maand tot 18 jaar
      [2]
      • Startdosering: 20 IE/kg/dosis 3 x per week.
      • Onderhoudsdosering: ZN dosering elke 4 weken met 20 IE/kg ophogen tot 20 - 240 IE/kg/dosis 3 x per week.
      • In onderhoudsfase dosering verlagen tot helft van de laatst toegediende dosis; Vervolgens met interval van 1-2 weken dosering verder verlagen tot individuele behoefte.Streefwaarde Hb 6.8-7.5 mmol/l.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Hypertensie, convulsies, trombose van vasculaire toegangsplaats, reversibele neutropenie bij prematuren.

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Vaak (1-10%): bij renale anemie: hypertensie, hoofdpijn. Bij kankerpatiënten: hypertensie, hoofdpijn, trombo-embolische complicaties. In het kader van het programma autologe bloeddonatie: hoofdpijn. Bij prematuren: daling van het serumijzergehalte.

Soms (0,1-1%): bij renale anemie: hypertensieve crisis, incidenteel met encefalopathische symptomen (zoals hoofdpijn, sensomotorische stoornissen, verwardheid) en met gegeneraliseerd tonisch-klonisch insult.

Zelden (0,01-0,1%): huiduitslag, jeuk, urticaria, reacties op de injectieplaats. Bij renale anemie: shunttrombose, vooral bij neiging tot hypotensie en complicaties van de arterioveneuze fistulae (bv. stenose, aneurysma's).

Zeer zelden (< 0,01%): vooral in het begin van de behandeling: griepachtige symptomen zoals koorts, koude rillingen, hoofd-en gewrichtspijn, malaise. Anafylactoïde reacties. Bij renale anemie tevens: trombocytose, hyperkaliëmie en erytrocytaire aplasie door de vorming van neutraliserende antilichamen.

Verder is gemeld bij gebruik van epoëtinen: ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), soms fataal.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contraindicaties bij kinderen

Ernstige hypertensie, epilepsie.

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • Ongecontroleerde hypertensie.
  • Voor toepassing ter verhoging van de opbrengst van autoloog bloed tevens:
    • myocardinfarct of CVA in de maand voorafgaand aan de behandeling;
    • onstabiele angina pectoris;
    • meer kans op diepveneuze trombose zoals bij een voorgeschiedenis van veneuze trombo–embolische aandoeningen.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

Bij nierinsufficientie dient de ijzervoorraad adequaat te zijn alvorens de behandeling wordt gestart. Tijdens de behandeling moet ijzersuppletie worden doorgegeven.

Bij premature neonaten kan het aantal trombocyten licht stijgen, vooral in de eerste twee weken na de geboorte. Trombocyten aantal moet gecontroleerd worden. Premature neonaten hebben mogelijk een risico op het ontwikkelen van retinopathien als gevolg van erythropoetine. Bij toepassing bij premature neonaten moet het risico op retinopathie zorgvuldig worden gewogen tegen de mogelijke voordelen van de behandeling.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Ernstige cutane bijwerkingen: Bij gebruik van epoëtinen is (soms fatale) Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of Toxische Epidermale Necrolyse (TEN) gemeld. Instrueer de patiënt bij het begin van de behandeling om direct contact op te nemen met de arts en de behandeling te staken bij symptomen van ernstige cutane bijwerkingen; dit zijn o.a. wijdverspreide uitslag met rood worden van en blaarvorming op de huid en het mondslijmvlies, de ogen, de neus, de keel, of de geslachtsdelen, voorafgegaan door griepachtige symptomen waaronder koorts, vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn. Vaak leidt dit tot het vervellen en loslaten van de aangedane huid, wat eruitziet als een ernstige brandwond. Als een patiënt ooit een ernstige huidreactie, zoals SJS of TEN, heeft gehad na het gebruik van een epoëtine, mag nooit meer een epoëtine gegeven worden.

Controle: Vóór het begin van de behandeling foliumzuur- en vitamine B12-tekort uitsluiten. Voorafgaand en tijdens behandeling het ijzergehalte bepalen en eventueel corrigeren. Tijdens behandeling, de bloeddruk, het trombocytenaantal (gedurende de eerste 8 w.), en de serumelektrolyten controleren. Bij hyperkaliëmie deze behandelen en overwegen om de toediening van epoëtine β te onderbreken tot normalisatie van het kaliumgehalte optreedt. Bij prematuren kan er een lichte stijging in trombocytenaantal voorkomen (m.n. tot 12-14 dagen na de geboorte); daarom regelmatig het trombocytengehalte controleren. Bij patiënten in een autoloog bloed predonatieprogramma het trombocytenaantal minstens 1 maal per week controleren en de toediening staken bij een toename van meer dan 150 × 109/l of bij een trombocytenaantal boven de bovengrens van de normaalwaarde.

Omdat een stijging van de hematocriet meestal gepaard gaat met een daling van de ferritinewaarden in het serum, wordt ijzersuppletie aanbevolen voor patiënten met chronische nierinsufficiëntie met een ferritineserumwaarde lager dan 100 nanog/ml en voor alle kankerpatiënten met een transferrineverzadiging lager dan 20%. Bij kankerpatiënten die chemotherapie krijgen en een transfusierisico hebben, moet een interval van 2–3 weken in acht worden genomen tussen de toediening van epoëtine en de evaluatie van de stijging van epoëtinegeïnduceerde rode bloedcellen, voordat bepaald kan worden of een verdere behandeling met epoëtine is aangewezen. Bij chronische nierinsufficiëntie en klinisch vastgestelde ischemische hartaandoeningen of hartfalen mag de onderhoudsconcentratie van het Hb de bovenste limiet van de beoogde concentratie niet overschrijden.

Voorzichtig toepassen bij epilepsie, trombocytose, chronische leverinsufficiëntie en refractaire anemie met een overmaat aan blasten in transformatie.

Bij optreden van acute, stekende migraine-achtige hoofdpijn bedacht zijn op een hypertensieve crisis.

Toepassing bij nefrosclerotische predialyse-patiënten kan mogelijk een versnelling van de progressie van nierfalen geven.

Na maanden- tot jarenlange toepassing vnl. bij chronische nierinsufficiëntie via de s.c.-toedieningsweg is 'pure red cell aplasia' (PRCA) gemeld. Bij een plotseling verminderde werkzaamheid (gekenmerkt door vermindering in hemoglobine) met een verhoogde behoefte aan transfusies, een reticulocytentelling uitvoeren en typische oorzaken van de verminderde werkzaamheid onderzoeken (ijzer-, foliumzuur- of vitamine B12-tekort, aluminiumvergiftiging, infectie of ontsteking, bloedverlies of hemolyse). Bij verdenking op PRCA de toediening staken, testen op erytropoëtine antilichamen en een beenmergonderzoek overwegen; toediening van een ander erytropoëtine heeft in verband met kruisreactie geen zin.

Er is geen voordeel aangetoond van hemoglobinewaarden boven de streefwaarde (> 7,5 mmol/l). Bij chronisch nierfalen werd meer kans op overlijden of ernstige cardiovasculaire of cerebrovasculaire incidenten aangetoond bij hemoglobinewaarden boven deze streefwaarde.

Ter preventie van verstopping van het hemodialysesysteem kan verhoging van de heparinedosis tijdens behandeling met epoëtine β noodzakelijk zijn. Vanwege het optreden van shunttrombose bij hemodialysepatiënten, wordt vroege revisie van de shunt en tromboseprofylaxe aanbevolen.

Tumorgroei, vooral van myeloïde maligniteiten, valt bij gebruik van erytropoëse-stimulerende middelen niet uit te sluiten. Tijdens meerdere gecontroleerde onderzoeken is het gebruik van erytropoëse-stimulerende middelen in verband gebracht met een verminderde tumorcontrole of een verminderde algehele overleving bij anemie die gepaard gaat met kanker. Daarom heeft in sommige situaties bloedtransfusie de voorkeur bij kankerpatiënten met anemie.

Bij autologe bloeddonatie dienen de speciale waarschuwingen en voorzorgen van een dergelijk programma te worden gevolgd.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties erytropetische groeifactoren algemeen
Niet beoordeeld:
bij combinatie met ciclosporine of tacrolimus (binden aan erytrocyten) wordt aanbevolen de concentratie van deze middelen te controleren en zo nodig de dosering aan te passen wanneer het Hb-gehalte stijgt.

OVERIGE MIDDELEN BIJ ANEMIE

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

OVERIGE MIDDELEN BIJ ANEMIE

Darbepoëtine

Aranesp
B03XA02
B03XA01
B03XA01
B03XA03

Referenties

  1. Rademaker C.M.A. et al, Geneesmiddelen-Formularium voor Kinderen, 2007
  2. Roche Registration GmbH, SmPC NeoRecormon (EU/1/97/031) 22-08-2019, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  3. KDIGO, Clinical practice guideline for anemia in chronic kidney disease, http://www.kidney-international.org, 2012, 2 (4) August (2)
  4. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen), Geraadpleegd 15 dec 2021
  5. Informatorium Medicamentorum, (Interacties), Geraadpleegd 20 okt 2014

Wijzigingen

  • 15 januari 2021 12:14: Streefwaarde Hb aangepast naar KDIGO richtlijn
  • 09 oktober 2017 11:21: Op basis van DHPC letter is de bijwerking "ernstige uitslag en blaarvorming van de huid" toegevoegd.

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering