On-label
Toon SmPC tekstPoeder voor inj.vlst. "CR" (als acetaat) 3.75 mg + 1 ml oplosm.
Gonadoreline (GnRH-)agonist. Sterk werkend, synthetisch analogon van het hypothalamushormoon gonadoreline(LH-RH). Triptoreline zet de hypofyse aan tot productie van LH en FSH. Bij voortgezet gebruik treedt echter suppressie op door uitputting en ongevoelig worden van de gonadotrope hypofysecellen; hierdoor daalt bij mannen de testosteronspiegel na circa drie weken tot castratieniveau, bij vrouwen daalt de oestrogeenspiegel tot postmenopauzale waarden. Bij kunstmatige voortplantingstechnieken maakt down-regulatie met triptoreline vóór de behandeling met gonadotrofinen een betere controle van de ovulatie-inductie mogelijk. Bij kinderen worden zowel de basale als de GnRH-gestimuleerde LH- en FSH-spiegels onderdrukt.
Geen informatie bij kinderen.
Indicatie: Centrale pubertas praecox |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
GONADORELINE-ANALOGEN | ||
---|---|---|
Lucrin
|
L02AE02 |
Soms (0,1-1%): allergische reacties, anafylaxie. Vaginale bloeding en afscheiding.
Epifysiolyse
Ten gevolge van de verlaagde testosteron- of oestrogeenconcentratie zeer vaak (> 10%): botpijn, hoofdpijn, opvliegers en meer zweten, alsmede bij mannen dysurie, verminderd libido en erectiele disfunctie en bij vrouwen doorbraakbloedingen, bekkenpijn, dysmenorroe, ovariële hyperstimulatie en hypertrofie, vaginale droogheid, dyspareunie, asthenie, verlaagd libido, stemmingswisselingen.
Vaak (1-10%): depressieve stemming of depressie, slaapstoornis, prikkelbaarheid. Misselijkheid. Myalgie, artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, overgevoeligheidsreacties (jeuk, huiduitslag, koorts), reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): opgezette buik, buikpijn, obstipatie, diarree, braken, gewichtsveranderingen. Anafylaxie. Verhoogde enzymspiegels (LDH, γ-GT, ASAT, ALAT).
Zelden (0,01-0,1%): smaakstoornissen. Lymfadenopathie. Epileptische aanvallen.
Verder zijn gemeld: angst, verwardheid, geheugenstoornis, slaperigheid, onvermogen rechtop te staan, (draai)duizeligheid. Nasofaryngitis, griepachtige verschijnselen. Diabetes mellitus. Wazig zien. Hypotensie, hypertensie. Benauwdheid, bloedneus. Acne, blaren, angio-oedeem, urticaria, purpura. Spierspasmen, spierzwakte. Pijnlijke borsten, menstruatiestoornissen. Ontsteking, erytheem op de injectieplaats. Verhoogde bloedspiegels van creatinine, ureum, alkalische fosfatase.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor GnRH-analogen.
Aan het begin van de behandeling dient de chronologische leeftijd voor meisjes minder dan 9 en voor jongens minder dan 10 jaar te zijn. De behandeling staken bij een botleeftijd van ouder dan 12 jaar bij meisjes en ouder dan 13 jaar bij jongens. Vóór behandeling pseudopubertas praecox en gonadotrofine-onafhankelijke pubertas praecox uitsluiten. De piekbotmassa in de late adolescentie lijkt niet door de behandeling beïnvloed te worden. Na staken van de behandeling kan de epifyse van het dijbeen loslaten. Het effect van triptoreline ten aanzien van de fertiliteit is nog niet bekend gezien het geringe aantal gegevens. Bij de meeste meisjes treedt de menses gemiddeld 1 jaar na staken van de behandeling op.
Behandeling met gonadoreline-agonisten geeft meer kans op depressie die ernstig kan zijn; de patiënt hiervoor waarschuwen. Bij het optreden van symptomen van een depressie kan een geschikte behandeling noodzakelijk zijn. Gebruik kan gepaard gaan met botverlies (ca. 1%/maand tijdens 6 mnd. behandeling) en kan leiden tot osteoporose met kans op botfracturen, met name bij aanvullende risicofactoren zoals chronisch alcoholmisbruik, roken, langdurig gebruik van anti-epileptica of corticosteroïden, osteoporose in de familie-anamnese en ondervoeding. Bij aanwezigheid van risicofactoren de baten en nadelen van de therapie zorgvuldig afwegen. Voorafgaande en tijdens de behandeling de botdichtheid controleren. Zonodig zijn preventief veranderingen van levensstijl en adequate inname van calcium en vitamine D via de voeding van belang. Gelijktijdig gebruik van een bisfosfonaat kan het botverlies verminderen. Na staken van de behandeling met triptoreline neemt de botdichtheid meestal binnen 6–9 maanden weer grotendeels toe. Behandeling kan een hypofyse-adenoom aan het licht brengen zich uitend in hypofysaire apoplexie met als kenmerken: plotselinge hoofdpijn, gezichtsstoornissen, oftalmoplegie, braken, veranderingen in de mentale toestand en soms cardiovasculaire shock. Secundaire lymfocytose kan optreden bij behandeling en lijkt te wijzen op de betrokkenheid van gonadale hormonen bij de involutie van de thymus.
Niet beoordeeld: combinatie met oestrogenen wordt ontraden.
Interacties gonadoreline agonisten algemeen
Niet beoordeeld: diagnostische tests van de hypofysaire functie kunnen verstoord raken tijdens en na de behandeling met gonadoreline-agonisten.