Langdurig werkzaam difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende eigenschappen.
Bij kinderen zijn er langere plasma-eliminatiehalfwaardetijden met een grote spreiding waargenomen (23 – 115 uur, n = 4, leeftijd 6 – 13 jaar).
Psychosen:
3-11 jaar: On-label
≥ 12 jaar:
doseringen ≤10 mg: On-label;
doseringen >10 mg: Off-label
Tics en autisme: Off-label
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst
Tablet 1 mg, 4 mg
Psychose, tics, autisme |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Sedatie, transpiratie
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking.
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, slaperigheid, hyperhidrose, nycturie.
Vaak (1-10%): anorexie, depressie, insomnia, agitatie, rusteloosheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, hoofdpijn, tremor, visusstoornissen, misselijkheid, braken, obstipatie, droge mond. hypersalivatie, overactiviteit van de talgklieren, spierstijfheid, pollakisurie, erectiestoornis, uitputting.
Soms (0,1-1%): bradykinesie, tandradfenomeen, dyskinesie, dystonie, dysartrie, oogbewegingen, spierspasmen, amenorroe, oligomenorroe, oedeem in het gelaat. Verder is gemeld: hyperglykemie, hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot verminderd libido; hyponatriëmie. Neuroleptisch maligne syndroom, gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit. Grand-mal-aanvallen. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. 'Torsade de pointes', ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren, verlengd QT-interval op ECG, hypotensie, afwijkend EEG. Huidreacties, stijve nek, glucosurie, hypothermie. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose. Net als bij andere antipsychotica zijn plotseling onverklaarbaar overlijden en hartstilstand gemeld.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Samenvatting
Vanwege cardiale bijwerkingen dient er periodiek een ECG gemaakt te worden. De electrolyten dienen ook gecontroleerd te worden. Tevens dient men bedacht te zijn op het optreden van het maligne neurolepticumsyndroom. Bij acathisie dosering niet verhogen.
Vanwege het risico op verlenging van het QTc-interval dient er voor de behandeling met pimozide, en ook periodiek tijdens de behandeling, een ECG gemaakt te worden. Dit vooral bij enige twijfel over cardiaal functioneren, familieanamnese, leverfunctiestoornissen en/of het gebruik van andere QT-interval verlengende middelen of middelen die het metabolisme van pimozide kunnen beïnvloeden. Tevens dienen de electrolyten bij het begin van de behandeling en periodiek tijdens de behandeling gecontroleerd te worden.
Evenals met andere antipsychotica dient men bij pimozide bedacht te zijn op het optreden van het zogenaamde maligne neurolepticumsyndroom, waarin centraal staan: hyperthermie, extreme spierrigiditeit en een autonome instabiliteit.
Het is verstandig om nieuwe of toegenomen "angst/onrust" gevoelens bij de patiënt ook als mogelijke acathisie te beschouwen alvorens de dosering op te hogen.
Bij optreden van ernstige bijwerkingen kan er sprake zijn van een afwijkend geneesmiddelmetabolisme. CYP2D6 kan de variatie in respons bepalen. Genotypering kan overwogen worden.
Voorzichtigheid is geboden bij epilepsie, een gestoorde leverfunctie, risicofactoren voor veneuze trombo-embolie of een beroerte, een cardiovasculaire aandoening en bij een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging. Voordat met de behandeling wordt begonnen en periodiek tijdens de behandeling een ECG maken en elektrolyten controleren. Bij verandering van de repolarisatie, het optreden van aritmieën en/of hypokaliëmie is voorzichtigheid geboden; bij een QT-interval of QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij patiënten die zijn ingesteld op anti-aritmica klassen Ia, Ic en III en op antipsychotica of antidepressiva met een invloed op het hart, is regelmatig ECG-controle aangewezen. Er is iets meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica; pimozide is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij mensen met een organische hersenbeschadiging.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. deelname aan het verkeer) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Pimozide wordt vooral gemetaboliseerd door CYP3A4 en in mindere mate door CYP2D6 en CYP1A2.
Relevant:
Toename pimozide: krachtige CYP3A4-remmers, fluoxetine, fluvoxamine, HCV-middelen, HIV-proteaseremmers, paroxetine en sertraline remmen het metabolisme met als mogelijk gevolg ernstige hartritmestoornissen.
Overig effect: pimozide kan het QTc-interval verlengen, het risico op ernstige hartritmestoornissen is verhoogd bij combinatie met andere middelen waarbij ernstige hartritmestoornissen zoals torsade de pointes zijn gemeld. Bovendien remmen de QTc-verlengers claritromycine en erytromycine het metabolisme. Zie verder inleidende tekst Interactielijsten, QTc-verlengers.
Niet relevant: het metabolisme wordt geremd door (fos)aprepitant.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met posaconazol.
Niet beoordeeld: combinatie met andere geneesmiddelen die CYP3A4 of CYP2D6 remmen wordt ontraden.
Grapefruitsap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4. Bij kortdurend gebruik van 1 glas of 2 grapefruits per dag is het risico op bijwerkingen laag. De fabrikant ontraadt echter gebruik van grapefruitsap.
Interacties antipsychotica algemeen
Relevant: antipsychotica en centrale dopaminerge middelen (Dopaminerge parkinsonmiddelen en Prolactineremmers) kunnen elkaars werking tegengaan. Combinatie wordt daarom ontraden. Antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan.
Niet relevant: antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan. Andersom zal dopamine de werking van antipsychotica niet tegengaan. Dopamine passeert de bloed-hersenbarrière niet en remt daarom niet het centrale dopaminereceptor-blokkerend effect van antipsychotica.
In theorie kunnen antipsychotica en parasympathicolytische parkinsonmiddelen elkaars werking tegengaan.
Niet beoordeeld: de werking van adrenaline wordt verzwakt door antipsychotica met een α1-blokkerende werking (zie de rubriek Bijzonderheden).
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BUTYROFENONDERIVATEN | ||
---|---|---|
N05AD08 | ||
Haldol
|
N05AD01 | |
Dipiperon
|
N05AD05 |
INDOOLDERIVATEN | ||
---|---|---|
Latuda
|
N05AE05 |
DIAZEPINEN, OXAZEPINEN,THIAZEPINEN EN OXEPINEN | ||
---|---|---|
Leponex
|
N05AH02 | |
Zyprexa, Zalasta
|
N05AH03 | |
Seroquel
|
N05AH04 |
LITHIUMZOUTEN | ||
---|---|---|
Camcolit, Priadel
|
N05AN01 |
OVERIGE ANTIPSYCHOTICA | ||
---|---|---|
Abilify
|
N05AX12 | |
Invega
|
N05AX13 | |
Risperdal
|
N05AX08 |