Butyrofenonderivaat met gering antipsychotische, antihistaminerge, anticholinerge en duidelijk antiserotoninerge en matig sederende werking. Blokkeert α1-adrenerge en D2-dopaminerge receptoren.
Er zijn geen farmacokinetische studies bij kinderen uitgevoerd.
Ernstige opwinding en onrust:Off-label
Toon SmPC tekst Toon SmPC tekstDruppels, oraal (als dihydrochloride) 40 mg/ml (1 druppel = 2 mg)
Tablet (als dihydrochloride) 10 mg, 20 mg, 40 mg
Minitablet 2 mg
LET OP: De druppels 40 mg/ml worden afgeleverd in een knijpfles, waarbij het risico bestaat dat bij te hard knijpen geen druppels maar straaltjes worden toegediend. Controleer of de patient/verzorger in staat is om de druppels op de juist manier te doseren.
Ernstige opwinding en onrust |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Hoofdpijn, agitatie, verwardheid, duizeligheid, sufheid.
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking.
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, tandradrigiditeit.
Vaak (1-10%): depressie. Hypertonie, acathisie, oculogyrische crisis, opisthotonus, dyskinesie. Tachycardie. Orthostatische hypotensie. Braken. Urticaria. Spierspasmen. Amenorroe. Gangafwijking, asthenie.
Verder zijn gemeld: leukopenie. Overgevoeligheid. Hyperprolactinemie. (Grand–mal) convulsie, neuroleptisch maligne syndroom, parkinsonisme, syncope, tardieve dyskinesie, tremor. QT-verlenging en ventriculaire aritmieën, waaronder 'torsade de pointes'. Hypotensie. Epistaxis. Huiduitslag, toxische epidermale necrolyse. Galactorroe, gynaecomastie, oligomenorroe, priapisme. Vermoeidheid, hypothermie, oedeem, pyrexie. Stijging van leverenzymwaarden. Gewichtstoename en toegenomen eetlust. Enkele gevallen van plotselinge dood.
Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Veroorzaakt hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot impotentie bij mannen. Ouderen zijn meer gevoelig voor extrapiramidale verschijnselen.
Bij antipsychotica zijn gemeld: veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
LET OP: De druppels 40 mg/ml worden afgeleverd in een knijpfles, waarbij het risico bestaat dat bij te hard knijpen geen druppels maar straaltjes worden toegediend. Controleer of de patiënt/verzorger in staat is om de druppels op de juist manier te doseren.
Bij langdurig gebruik behandeling opvolgen vanwege mogelijke gevolgen op het leervermogen. Voorzichtigheid is geboden bij predispositie voor QT-intervalverlenging. Men dient tevens bedacht te zijn op het optreden van tardieve dyskinesie en maligne neurolepticumsyndroom. Bij acathisie dosering niet verhogen.
Voorzichtigheid is geboden bij predispositie voor QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie of hypomagnesiëmie, bradycardie en het gebruik van farmaca die het QT-interval verlengen).
Tijdens de behandeling met pipamperon moet regelmatig gecontroleerd worden op extrapiramidale symptomen en andere bewegingsstoornissen. Het optreden van extrapiramidale symptomen is een risicofactor voor tardieve dyskinesie. Indien tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient men te overwegen om te stoppen met alle antipsychotica.
Het is verstandig om nieuwe of toegenomen "angst/onrust" gevoelens bij de patiënt ook als mogelijke acathisie te beschouwen alvorens de dosering op te hogen.
Evenals met andere antipsychotica dient men bij pipamperon bedacht te zijn op het optreden van het zogenaamde maligne neurolepticumsyndroom, waarin centraal staan: hyperthermie, extreme spierrigiditeit en een autonome instabiliteit.
Wees voorzichtig bij cardiovasculaire ziekte, depressie, spastische verlammingen, leverfunctiestoornissen, ernstige organisch cerebrale stoornissen en bij epilepsie. Wees voorzichtig bij predispositie voor QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie).
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Er is een licht vergroot risico van overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. deelname aan het verkeer) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Relevant: antipsychotica en centrale dopaminerge middelen (Dopaminerge parkinsonmiddelen en Prolactineremmers) kunnen elkaars werking tegengaan. Combinatie wordt daarom ontraden. Antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan.
Niet relevant: antipsychotica kunnen de werking van dopamine tegengaan. Andersom zal dopamine de werking van antipsychotica niet tegengaan. Dopamine passeert de bloed-hersenbarrière niet en remt daarom niet het centrale dopaminereceptor-blokkerend effect van antipsychotica.
In theorie kunnen antipsychotica en parasympathicolytische parkinsonmiddelen elkaars werking tegengaan.
Niet beoordeeld: de werking van adrenaline wordt verzwakt door antipsychotica met een α1-blokkerende werking
De sedatieve werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BUTYROFENONDERIVATEN | ||
---|---|---|
N05AD08 | ||
Haldol
|
N05AD01 |
INDOOLDERIVATEN | ||
---|---|---|
Latuda
|
N05AE05 |
DIFENYLBUTYLPIPERIDINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Orap
|
N05AG02 |
DIAZEPINEN, OXAZEPINEN,THIAZEPINEN EN OXEPINEN | ||
---|---|---|
Leponex
|
N05AH02 | |
Zyprexa, Zalasta
|
N05AH03 | |
Seroquel
|
N05AH04 |
LITHIUMZOUTEN | ||
---|---|---|
Camcolit, Priadel
|
N05AN01 |
OVERIGE ANTIPSYCHOTICA | ||
---|---|---|
Abilify
|
N05AX12 | |
Invega
|
N05AX13 | |
Risperdal
|
N05AX08 |