Gonadoreline (GnRH-)agonist. Sterk werkend, synthetisch analogon van het hypothalamushormoon gonadoreline(LH-RH). Triptoreline zet de hypofyse aan tot productie van LH en FSH. Bij voortgezet gebruik treedt echter suppressie op door uitputting en ongevoelig worden van de gonadotrope hypofysecellen; hierdoor daalt bij mannen de testosteronspiegel na circa drie weken tot castratieniveau, bij vrouwen daalt de oestrogeenspiegel tot postmenopauzale waarden. Bij kunstmatige voortplantingstechnieken maakt down-regulatie met triptoreline vóór de behandeling met gonadotrofinen een betere controle van de ovulatie-inductie mogelijk. Bij kinderen worden zowel de basale als de GnRH-gestimuleerde LH- en FSH-spiegels onderdrukt.
Bij kinderen met pubertas praecox:
Tmax: 4 (2-8) uur
Cmax (0-169 dagen): 39.9 (19.1 to 107.0) ng/ml.
Er werd geen accumulatie van triptoreline gezien tijdens de 12 maanden durende behandeling [SmPC Pamorelin LA 22.5 mg]
Inj.vlst. (acetaat) 0.1 mg/ml;
Poeder voor inj.vlst. "CR" (als acetaat) 3.75 mg + 1 ml oplosm
Poeder voor inj.susp. (als embonaat) 3.75 mg, 11,25 mg, 22,5 mg + 2 ml oplosm.
Centrale pubertas praecox |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Zeer vaak (≥ 10%): lichte tot matige vaginale bloeding, waaronder onttrekkingsbloeding (in de eerste maand).
Vaak (1-10%): buikpijn. Reactie op de injectieplaats (erytheem, ontsteking, pijn). Overgevoeligheid. Gewichtstoename. Hoofdpijn. Stemmingswisseling, depressie. Acne. Opvliegers.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Gezichtsstoornissen. Misselijkheid, braken, obstipatie. Malaise. Obesitas. Nekpijn. Borstpijn. Epistaxis. Jeuk, huiduitslag, urticaria.
Verder zijn gemeld: myalgie. Nervositeit, (affectie) labiliteit. Angioneurotisch oedeem, alopecia, erytheem. Epifysiolyse capitis femoris, spierzwakte. Genitale bloeding. Hypertensie, stijging prolactine in bloed.
Ten gevolge van de verlaagde testosteron- of oestrogeenconcentratie zeer vaak (> 10%): botpijn, hoofdpijn, opvliegers en meer zweten, alsmede bij mannen dysurie, verminderd libido en erectiele disfunctie en bij vrouwen doorbraakbloedingen, bekkenpijn, dysmenorroe, ovariële hyperstimulatie en hypertrofie, vaginale droogheid, dyspareunie, asthenie, verlaagd libido, stemmingswisselingen.
Vaak (1-10%): depressieve stemming of depressie, slaapstoornis, prikkelbaarheid. Misselijkheid. Myalgie, artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, overgevoeligheidsreacties (jeuk, huiduitslag, koorts), reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): opgezette buik, buikpijn, obstipatie, diarree, braken, gewichtsveranderingen. Anafylaxie. Verhoogde enzymspiegels (LDH, γ-GT, ASAT, ALAT).
Zelden (0,01-0,1%): smaakstoornissen. Lymfadenopathie. Epileptische aanvallen.
Verder zijn gemeld: angst, verwardheid, geheugenstoornis, slaperigheid, onvermogen rechtop te staan, (draai)duizeligheid. Nasofaryngitis, griepachtige verschijnselen. Diabetes mellitus. Wazig zien. Hypotensie, hypertensie. Benauwdheid, bloedneus. Acne, blaren, angio-oedeem, urticaria, purpura. Spierspasmen, spierzwakte. Pijnlijke borsten, menstruatiestoornissen. Ontsteking, erytheem op de injectieplaats. Verhoogde bloedspiegels van creatinine, ureum, alkalische fosfatase.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor GnRH-analogen.
Een significante toename van de lichaamslengte in centrale vroegrijpe puberteit is alleen te verwachten als de diagnose / behandeling begint bij een leeftijd <6 jaar en als het (onbehandelde) beloop progressief is [Bereket 2017, Carel et al.]
Aan het begin van de behandeling dient de chronologische leeftijd voor meisjes minder dan 8 en voor jongens minder dan 10 jaar te zijn. De behandeling staken bij een botleeftijd van ouder dan 12 jaar bij meisjes en ouder dan 13 jaar bij jongens.
Vóór behandeling pseudopubertas praecox (gonadale tumor, bijniertumor of hyperplasie) en gonadotrofine-onafhankelijke pubertas praecox (testiculaire toxicose, familiaire Leydig cel hyperplasie) uitsluiten. Gebruik bij kinderen met progressieve hersentumoren zorgvuldig overwegen. Bij meisjes kan in de eerste maand vaginale bloeding met lichte of matige intensiteit optreden. De toekomstige reproductieve functie en vruchtbaarheid lijken niet te worden beïnvloed door behandeling met GnRH-agonisten, maar voldoende gegevens ontbreken nog. Bij de meeste meisjes treedt regelmatige menstruatie gemiddeld 1 jaar na staken van de behandeling op. De piekbotmassa in de late adolescentie lijkt niet door de behandeling beïnvloed te worden. Na staken van de behandeling kan de epifyse van het dijbeen loslaten.
Behandeling met gonadoreline-agonisten geeft meer kans op depressie die ernstig kan zijn; de patiënt hiervoor waarschuwen. Bij het optreden van symptomen van een depressie kan een geschikte behandeling noodzakelijk zijn. Gebruik kan gepaard gaan met botverlies (ca. 1%/maand tijdens 6 mnd. behandeling) en kan leiden tot osteoporose met kans op botfracturen, met name bij aanvullende risicofactoren zoals chronisch alcoholmisbruik, roken, langdurig gebruik van anti-epileptica of corticosteroïden, osteoporose in de familie-anamnese en ondervoeding. Bij aanwezigheid van risicofactoren de baten en nadelen van de therapie zorgvuldig afwegen. Voorafgaande en tijdens de behandeling de botdichtheid controleren. Zonodig zijn preventief veranderingen van levensstijl en adequate inname van calcium en vitamine D via de voeding van belang. Gelijktijdig gebruik van een bisfosfonaat kan het botverlies verminderen. Na staken van de behandeling met triptoreline neemt de botdichtheid meestal binnen 6–9 maanden weer grotendeels toe. Behandeling kan een hypofyse-adenoom aan het licht brengen zich uitend in hypofysaire apoplexie met als kenmerken: plotselinge hoofdpijn, gezichtsstoornissen, oftalmoplegie, braken, veranderingen in de mentale toestand en soms cardiovasculaire shock. Secundaire lymfocytose kan optreden bij behandeling en lijkt te wijzen op de betrokkenheid van gonadale hormonen bij de involutie van de thymus.
Niet beoordeeld: combinatie met oestrogenen wordt ontraden.
Interacties gonadoreline agonisten algemeen
Niet beoordeeld: diagnostische tests van de hypofysaire functie kunnen verstoord raken tijdens en na de behandeling met gonadoreline-agonisten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
GONADORELINE-ANALOGEN | ||
---|---|---|
Lucrin
|
L02AE02 |