Ketoconazol is een imidazoolderivaat en krachtige remmer van de cortisol- en androgeensynthese; het remt enkele cytochroom-P450-enzymen in de bijnieren en Leydig-cellen. Tevens remmer van de aldosteronsynthese. Primair remt ketoconazol de activiteit van 17α-hydroxylase, maar het remt ook stappen van 11-hydroxylatie en bij hogere doseringen het P450scc-enzym ('cholesterol side-chain cleavage'-enzym). Daarnaast heeft het een rechtstreeks effect op corticotrofische tumorcellen bij Cushing-syndroom.
Op basis van beperkte gegevens zijn de farmacokinetische parameters (AUC, Cmax en halfwaardetijd) van ketoconazol voor doses van 5 tot 10 mg/kg/dag, wat ongeveer overeenkomt met dagelijkse doses van 200-800 mg, vergelijkbaar bij kinderen en volwassenen.
Tablet 200 mg
Endogeen Cushing syndroom |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Hoewel er slechts beperkte gegevens beschikbaar zijn, verschilt de farmacokinetiek van Ketoconazol voor patiënten met nierinsufficiëntie niet significant van die van gezonde patiënten. Daarom wordt voor deze patiëntengroep geen specifieke dosisaanpassing aanbevolen.
De frequentie van hepatotoxiciteit zou hoger kunnen zijn bij adolescenten dan bij volwassenen. In de literatuur ontwikkelden twee van de 24 pediatrische patiënten die met ketoconazol werden behandeld ernstige hepatoxiciteit. [EPAR Ketoconazol ]
Zeer vaak (> 10%): stijging van leverenzymwaarden.
Vaak (1-10%): bijnierschorsinsufficiëntie. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Huiduitslag, jeuk.
Soms (0,1-1%): allergische reacties (waaronder urticaria, anafylactoïde reacties, anafylactische shock en angio-oedeem). Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid. Alopecia. Asthenie. Trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige hepatotoxiciteit, zoals geelzucht, hepatitis, levercirrose, levernecrose en leverfalen (soms fataal of met noodzaak tot levertransplantatie).
Zeer zelden (< 0,01%): koorts.
Verder zijn gemeld: slapeloosheid, nervositeit, verhoogde intracraniële druk, paresthesie. Alcoholintolerantie, anorexie, meer eetlust. Fotofobie. Neusbloeding. Droge mond, tongverkleuring, smaakstoornis, dyspepsie, flatulentie. Dermatitis, erytheem, erythema multiforma, xeroderma, fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn. Perifeer oedeem. Gynaecomastie, menstruatiestoornis, azoöspermie, erectiestoornis, tijdelijke afname van de testosteronspiegel. Malaise, opvliegers.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Controleer de leverfunctie nauwgezet (zie algemene waarschuwingen en voorzorgen)
Levertoxiciteit: Controleer vanwege het risico op ernstige levertoxiciteit de leverenzymen (ALAT, ASAT, γGT, AF) en bilirubine bij iedere patiënt nauwgezet; vóóraf aan de behandeling, wekelijks tijdens de eerste maand, daarna maandelijks de volgende 6 maanden; indien de dosis wordt verhoogd weer wekelijks gedurende 1 maand. Intensievere controle is noodzakelijk bij stijging van de leverenzymwaarden van < 3× de ULN; staak de behandeling blijvend bij een stijging van de leverenzymwaarden ≥ 3× ULN. Bij een stijging van de leverenzymen van < 3× de ULN de dosis met minimaal 200 mg/dag verminderen, of de behandeling tijdelijk staken (indien nodig substitutie met glucocorticoïd) totdat de bijwerking is verdwenen, bij herstart met een lagere dosis beginnen. Laat de patiënt zich direct melden bij het optreden van geelzucht, donkere urine, vermoeidheid, anorexie, misselijkheid en/of braken. Staak de behandeling bij het optreden van hepatotoxiciteit.
Bijnierschorsinsufficiëntie: Bepaal in het begin van de behandeling elke paar dagen/weken de hoeveelheid vrije cortisol in 24-uursurine en/of de cortisolspiegel, omdat als gevolg van een relatieve cortisoldeficiëntie bijnierschorsinsufficiëntie kan optreden. Zodra de werkzame dosis is vastgesteld en de cortisolspiegel dicht bij de streefwaarde ligt, kan de controle na elke 3-6 maanden plaatsvinden. Het is noodzakelijk patiënten te controleren op, en te waarschuwen voor, symptomen die met hypocortisolisme gepaard gaan, zoals zwakte, vermoeidheid, anorexie, misselijkheid, braken, hypotensie, hypoglykemie, hyponatriëmie en hyperkaliëmie. Bij het ontwikkelen van bijnierinsufficiëntie/hypocortisolisme de dosis met minimaal 200 mg/dag verminderen, of de behandeling tijdelijk staken (indien nodig substitutie met glucocorticoïd) totdat de bijwerking is verdwenen, bij herstart met een lagere dosis beginnen. Patiënten met tevens een substitutie-behandeling moet worden geleerd hoe zij de dosis glucocorticoïden kunnen aanpassen op momenten van stress.
In verband met de kans op QT-verlenging, wordt aanbevolen een ECG te maken: aan het begin én één week na start van de behandeling; daarna op klinische indicatie. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals bradycardie, relevante hartziekte, hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, en comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties).
Exacerbaties en ontwikkeling van ontstekings- of auto-immuunziekten zijn beschreven na remissie en behandeling met ketoconazol.
Ketoconazol remt CYP3A4 en P-gp, en is substraat voor CYP3A4.
Relevant:
Absorptie: antacida, lanthaancarbonaat, natriumwaterstofcarbonaat en secretieremmende middelen verlagen de absorptie door verhoging van de pH in de maag. Ketoconazol moet ten minste 2 uur vóór of 4 uur na een antacidum, lanthaancarbonaat of natriumwaterstofcarbonaat worden ingenomen; een andere optie is dat het antacidum tijdelijk wordt gestaakt. Bij secretieremmende middelen wordt aangeraden ketoconazol met een zure koolzuurhoudende frisdrank (zoals cola) in te nemen.
Afname ketoconazol: de concentratie daalt door bepaalde inductoren (carbamazepine, fenytoïne, rifabutine, rifampicine, efavirenz, etravirine, nevirapine). Bovendien kan door ketoconazol de concentratie van carbamazepine, efavirenz, nevirapine en rifabutine stijgen en de concentratie van rifampicine iets dalen.
Ketoconazol verhoogt de concentratie van: zie KNMP Kennisbank bij Interactielijsten, CYP3A4-remmers en bij P-gp-remmers, en van apixaban, aripiprazol, bosentan, buspiron, busulfan, cannabis, cannabidiol, elbasvir/grazoprevir, fesoterodine, isavuconazol, riociguat, rivaroxaban, tenofovir alafenamide en VKA's.
Overig effect: de concentratie van zowel HIV-proteaseremmers, cobicistat als ketoconazol kan stijgen (max. 200 mg ketoconazol 1x per dag).
De concentratie van ketoconazol kan dalen door lumacaftor. Daarnaast stijgt de concentratie van ivacaftor (in het combinatiepreparaat met lumacaftor, Orkambi®) tijdelijk in de eerste week.
Niet relevant:
Afname ketoconazol: de concentratie daalt door isoniazide.
Ketoconazol verhoogt de concentratie van: zie KNMP Kennisbank bij Interactielijsten, CYP3A4-remmers, en van abirateron, aliskiren, apremilast, bortezomib, cabazitaxel, ciclesonide, cyclofosfamide, dapoxetine, docetaxel, donepezil, fentanyl (intraveneus, oromucosaal, sublinguaal of nasaal toegediend), fingolimod, fluticason, ifosfamide, mirabegron, mirtazapine, nintedanib, olodaterol, paricalcitol, pomalidomide, prucalopride, repaglinide, roflumilast, silodosine, sulfonylureumderivaten, venlafaxine en vortioxetine.
Tretinoïne versnelt zijn eigen klaring, ketoconazol kan dit remmen.
Ketoconazol verhoogt de blootstelling aan monomethylauristatine E (MMAE), een component van brentuximab vedotin, enfortumab vedotin en polatuzumab vedotin.
Overig effect: het trombocytenaggregatieremmende effect van clopidogrel kan afnemen.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met een oraal anticonceptivum; verstoring van de pilcyclus (doorbraakbloeding) is gemeld.
Niet beoordeeld:
Ketoconazol remt de metabole klaring van methylprednisolon met ong. 45%. Tevens is vermindering van de klaring van prednisolon gemeld.
Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met middelen die het QTc-interval verlengen, omdat bij ketoconazol verlenging van het QTc-interval is gemeld.
Gebruik van alcohol tijdens ketoconazoltherapie heeft in enkele gevallen een disulfiram-achtig effect tot gevolg gehad.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.